De Voort Advocaten | Mediators https://devoort.nl/ Toonaangevend advocatenkantoor gespecialiseerd in juridisch advies, procesbijstand en mediation voor ondernemingen, organisaties, overheden en particulieren. Onze ervaren specialisten blinken uit in strategisch inzicht, praktische oplossingen en heldere communicatie. Wij zetten ons in om samen met u uit te blinken en het beste resultaat te bereiken. Ontdek onze expertise en maatschappelijke betrokkenheid in de regio Tilburg. Tue, 07 May 2024 08:59:03 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 https://devoort.nl/wp-content/uploads/2020/10/cropped-logo-de-voort-32x32.png De Voort Advocaten | Mediators https://devoort.nl/ 32 32 Adviesrecht van de ondernemingsraad bij het groepsgewijs inlenen van arbeidskrachten https://devoort.nl/nieuws/adviesrecht-van-de-ondernemingsraad-bij-het-groepsgewijs-inlenen-van-arbeidskrachten/ Tue, 07 May 2024 08:59:02 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000526 Recent heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan in een procedure tussen Albert Heijn Online en haar ondernemingsraad (OR AH e-Commerce). De vraag gaat over de reikwijdte van artikel 25 lid 1 sub g van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Op basis van dat artikel heeft de ondernemingsraad een adviesrecht bij voorgenomen besluiten van de ondernemer tot groepsgewijze werven of inlenen van arbeidskrachten. In tegenstelling tot de Ondernemingskamer oordeelt de Hoge Raad dat de ondernemingsraad een adviesrecht heeft bij ieder voorgenomen besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten. De ondernemingsraad zal dus vaker om advies worden gevraagd bij het groepsgewijs inlenen of werven van arbeidskrachten. Dit arrest laat wederom het belang van de ondernemingsraad bij besluiten zien
Lees er over in de blog van Lars Bos.

Het bericht Adviesrecht van de ondernemingsraad bij het groepsgewijs inlenen van arbeidskrachten verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Recent heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan in een procedure tussen Albert Heijn Online en haar ondernemingsraad (OR AH e-Commerce). De vraag gaat over de reikwijdte van artikel 25 lid 1 sub g van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Op basis van dat artikel heeft de ondernemingsraad een adviesrecht bij voorgenomen besluiten van de ondernemer tot groepsgewijze werven of inlenen van arbeidskrachten. De uitspraak van de Hoge Raad laat zien dat het adviesrecht op dit gebied ruimer is dan vaak wordt gedacht. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de praktijk.

In dit artikel bespreek ik kort wat het groepsgewijs werven of inlenen van arbeidskrachten inhoudt. Vervolgens neem ik het oordeel van de Ondernemingskamer en de Hoge Raad onder de loep. Ten slotte benoem ik kort de mogelijke gevolgen voor de praktijk.

Het groepsgewijs werven of inlenen van arbeidskrachten

Als de ondernemer op een groep werknemers wil aantrekken ten behoeven van bepaalde werkzaamheden kan het gaan om een adviesplichtig besluit. Uit de memorie van toelichting bij het wetsartikel blijkt dat het gaat om incidentele wervingscampagnes van arbeidskrachten. Het gaat dus om een situatie waarbij in afwijking van het normale aanstellingsbeleid een groep werknemers wordt aangetrokken. In sub g van artikel 25 lid 1 WOR ontbreekt, in tegenstelling tot bij andere adviesplichtige besluiten, het woordje belangrijk. Dit lijkt te suggereren dat alle groepsgewijze inleningen en wervingen onder het adviesrecht vallen. De kantonrechter Rotterdam heeft echter geoordeeld dat een groepsgewijze inlening niet adviesplichtig is als het gaat om een onbelangrijke inlening. Bijvoorbeeld een relatief onbeduidend aantal werknemers wordt ingeleend of als het gaat om een inlening met een korte duur.

Uit de memorie van toelichting volgt ook dat het wetsartikel niet enkel ziet op het groepsgewijs inlenen of werven van werknemers op zichzelf. Het afsluiten van een (raam)overeenkomst op grond waarvan later werknemers zullen worden geworven en/of ingeleend valt ook onder het artikel. Daar gaat het in de AH e-Commerce zaak ook over.

De feiten en omstandigheden van de zaak

De Albert Heijn heeft een service waarmee je boodschappen thuis kunt laten bezorgen, dat wordt geregeld door een onderdeel van AH Online, AH e-Commerce. Op acht locaties in Nederland bestaan de werkzaamheden voornamelijk uit het overpakken van online bestelde boodschappen van pallets van leveranciers in kratten die bestemd zijn voor klanten. Bij AH Online wordt dit werk al 15 jaar voornamelijk gedaan door uitzendkrachten en tegenwoordig is zelfs 90% van het personeelsbestand een uitzendkracht.

AH Online leent de uitzendkrachten in bij verschillende uitzendbureaus die zich elke twee jaar opnieuw kunnen verbinden aan de AH. De AH sluit dan raamovereenkomsten met de uitzendbureaus. De OR van e-commerce wil graag betrokken worden bij de besluitvorming en neemt de stelling in dat een dergelijk besluit adviesplichtig is. AH Online is stelt dat het besluit tot het sluiten van een nieuwe raamovereenkomst niet adviesplichtig is. Volgens AH Online is het al jaren haar standaardwerkwijze om op deze manier de raamovereenkomsten te sluiten. De discussie tussen AH Online en de OR gaat over de vraag of art. 25 lid 1 sub g WOR inhoudt dat de ondernemingsraad een adviesrecht heeft bij ieder voorgenomen besluit tot het inlenen van arbeidskrachten of dat het moet gaan om een afwijking van het gebruikelijke aantrekkingsbeleid.

De Ondernemingskamer

De zaak kwam in 2022 voor bij de Ondernemingskamer. Die oordeelt dat het moet gaan om een afwijking van het reguliere aantrekkingsbeleid. Volgens de Ondernemingskamer komt de Ondernemingsraad geen adviesrecht toe als het gaat om een voor de onderneming gebruikelijke groepsgewijze aantrekking van arbeidskrachten. Omdat AH Online al jaren op dezelfde manier gebruik maakt uitzendkrachten die op basis van tweejaarlijkse raamovereenkomsten worden ingeleend, is de Ondernemingskamer van mening dat het gaat om een gebruikelijke groepsgewijze inlening. Ook gaat het niet om andere aantallen ten opzichte van voorgaande jaren en maken externe factoren ook niet dat het inleningsbeleid moet worden herzien.  

De Hoge Raad

De Hoge Raad maakt korte metten met de uitspraak van de Ondernemingskamer. De Hoge Raad stelt dat AH Online de ondernemingsraad om advies had moeten vragen bij het besluit tot het aangaan van nieuwe tweejaarlijkse raamovereenkomsten met de uitzendbureaus. De Hoge raad overweegt namelijk dat de ondernemingsraad een advies heeft bij ieder voorgenomen besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten. Er hoeft geen sprake te zijn van een afwijking van het gebruikelijke aantrekkingsbeleid. De Hoge Raad verklaart voor recht dat AH Online bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot het besluit tot het aangaan van de raamovereenkomsten met uitzendbureaus heeft kunnen komen.

Advies

Het arrest van de Hoge Raad maakt duidelijk dat de ondernemingsraad niet enkel een adviesrecht heeft bij situaties die afwijken van het gebruikelijke aantrekkingsbeleid. De ondernemingsraad zal dus vaker om advies worden gevraagd bij het groepsgewijs inlenen of werven van arbeidskrachten. Dit arrest laat wederom het belang van de ondernemingsraad bij besluiten zien. De ondernemer doet er verstandig aan de ondernemingsraad in een vroeg stadium bij de besluitvorming te betrekken zodat problemen en vragen goed ondervangen kunnen worden.

Als u wat meer verdieping wilt in deze uitspraak, kunt u de annotatie van mijn collega Dr. Mr. Joost van Mierlo lezen. Bij vragen over dit of een ander onderwerp kunt u terecht bij onze specialisten van de sectie medezeggenschapsrecht.

Het bericht Adviesrecht van de ondernemingsraad bij het groepsgewijs inlenen van arbeidskrachten verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
De ondernemingsraad en zijn ‘milieutaak’: 7 tips! https://devoort.nl/nieuws/de-ondernemingsraad-en-zijn-milieutaak-7-tips/ Tue, 02 Apr 2024 12:08:16 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000466 Het milieu is een bijzonder aandachtspunt voor de ondernemingsraad. De WOR schrijft namelijk in artikel 28 lid 4 WOR voor […]

Het bericht De ondernemingsraad en zijn ‘milieutaak’: 7 tips! verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Het milieu is een bijzonder aandachtspunt voor de ondernemingsraad. De WOR schrijft namelijk in artikel 28 lid 4 WOR voor dat de ondernemingsraad naar vermogen de zorg van de onderneming voor het milieu moet bevorderen. De ondernemingsraad mag dus niet achteroverleunen, maar moet een actieve houding aannemen!

Het gaat dan overigens niet alleen om het naleven van milieuvoorschriften. Het gaat er ook om dat de onderneming het milieu zo min mogelijk moet belasten. Zorg dragen voor het milieu wordt steeds belangrijker door de toenemende urgentie van de klimaatcrisis. Daarnaast nemen de duurzaamheidverplichtingen van bedrijven toe. ‘Climate quitten’ is ook populair onder werknemers, het opzeggen van hun baan omdat de klimaatdoelstellingen van de werkgever niet ambitieus genoeg zijn. Al met al zijn er dus genoeg redenen voor de ondernemingsraad om zich bezig te houden met het milieu. Hoe kan de ondernemingsraad deze taak invullen? Wij zetten een zevental tips op een rijtje. Klik hier voor het overzicht!

Vragen

Heeft u vragen over de rol van de ondernemingsraad, neem dan gerust contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten van de sectie medezeggenschapsrecht.

Het bericht De ondernemingsraad en zijn ‘milieutaak’: 7 tips! verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Opschorten huurgenot door verhuurder: kun je zomaar de sloten vervangen?! https://devoort.nl/nieuws/opschorten-huurgenot-door-verhuurder-kun-je-zomaar-de-sloten-vervangen/ Thu, 28 Mar 2024 11:36:37 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000454 Inleiding Op 15 maart 2024 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag of een verhuurder van bedrijfsruimte het […]

Het bericht Opschorten huurgenot door verhuurder: kun je zomaar de sloten vervangen?! verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Inleiding

Op 15 maart 2024 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag of een verhuurder van bedrijfsruimte het huurgenot mag opschorten op het moment dat een huurder is opgehouden met het betalen van de huur. De Hoge Raad stelt gezien de volgorde van het verzuim en de opschortingsmogelijkheden, dat het verhuurder in dit geval is toegestaan om het huurgenot op te schorten. Hieronder vindt u de feiten van de procedure, de overwegingen van de Hoge raad en ons advies.

Feiten en vorderingen

Verhuurder heeft met ingang van 1 juni 2016 met huurder een huurovereenkomst afgesloten voor de huur van een bedrijfsruimte. Deze huurovereenkomst is afgesloten voor een periode van 5 jaar. Vanaf januari 2019 betaalt huurder geen huur meer, waarna huurder het gehuurde in mei 2019 verlaat. Verhuurder dringt er vervolgens bij huurder op aan om het gehuurde volledig te ontruimen en schoon te maken. Daarnaast verzoekt verhuurder aan huurder om de sleutels terug te geven. Later besluit verhuurder om de sloten van het gehuurde te vervangen.

Daarna deelt verhuurder aan huurder mee dat verhuurder geen aanleiding (meer) ziet om aan huurder het huurgenot te verschaffen, nu  huurder het gehuurde reeds heeft verlaten en er tevens sprake is van een aanzienlijke huurachterstand. Naar aanleiding van deze mededeling heeft huurder een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring uitgebracht, wegens het tekortschieten van verhuurder in de nakoming van de verplichtingen van verhuurder uit de huurovereenkomst.  

In de daarop volgende procedure vordert verhuurder de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van huurder tot betaling van de huur over de periode van 1 januari 2019 tot het moment dat het gehuurde aan een derde wordt verhuurd. Anderzijds vordert huurder voor recht te verklaren dat verhuurder met het vervangen van de sloten onrechtmatig heeft gehandeld. Huurder wil dat verhuurder de schade die huurder daardoor heeft geleden, vergoedt.

Overwegingen Hoge Raad

De Hoge Raad overweegt dat deze procedure wordt gekenmerkt door het feit dat huurder is opgehouden te betalen en het gehuurde heeft verlaten. Hierna heeft verhuurder het gehuurde door het vervangen van de sloten voor huurder afgesloten. Over de (on)rechtmatigheid hiervan is de Hoge Raad duidelijk. Een huurovereenkomst is een wederkerige overeenkomst. Dat brengt met zich mee dat op het moment dat een van de partijen haar verplichtingen niet nakomt, de wederpartij de daartegenover staande verplichtingen mag opschorten. Dat betekent dat omdat huurder niet voldoet aan de verplichting van huurder tot het betalen van de huur, verhuurder ook niet hoeft te voldoen aan zijn verplichting tot het verschaffen van huurgenot. Hierbij mag verhuurder dus zelfs kiezen voor het vervangen van de sloten.

Daarbij is met name van belang dat huurder eerder in verzuim is komen te verkeren door het niet betalen van de huur. Huurder is eerder in verzuim gekomen ten opzichte van verhuurder, door het niet betalen van de huurpenningen, dan dat verhuurder in verzuim had kunnen komen door het niet verschaffen van het huurgenot.

In lagere jurisprudentie werd er eerder vanuit gegaan dat een verhuurder niet de bevoegdheid heeft om de verplichting tot het verschaffen van huurgenot op te schorten, nu het verschaffen van huurgenot wordt gezien als een kernverplichting die bij opschorting niet later ongedaan kan worden gemaakt (zie bijvoorbeeld Hof Arnhem-Leeuwarden 7 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7133). Daarbij was van belang dat normaliter een ontbinding van de huurovereenkomst bij tekortkoming van een huurder slechts door een rechter kan worden uitgesproken (art. 7:231 BW).

Conclusie

Bij huurovereenkomsten voor bedrijfsruimte heeft verhuurder meer mogelijkheden om zijn verplichtingen die volgen uit de huurovereenkomst op te schorten bij wanbetaling door huurder, dan het geval is bij de verhuur van woonruimte. Máár, dat wil niet zeggen dat een verhuurder van bedrijfsruimte bij een huurachterstand altijd zonder meer de sloten van het gehuurde mag vervangen.

De Hoge Raad kent in de besproken uitspraak een groot belang toe aan het feit dat  huurder al eerder (vrijwillig) was vertrokken. Nu er sprake was van een huurachterstand, was  verhuurder na een verzoek van huurder niet bereid het huurgenot “opnieuw” aan deze huurder te verschaffen. Dat is een andere situatie dan de situatie van eigenrichting waarbij een verhuurder de sloten van het gehuurde vervangt om de huurder dwars te zitten, iets waar advocaat-generaal Valk in zijn conclusie ook voor waarschuwt. Vanzelfsprekend dient er bij de verhuur van woonruimte nog veel terughoudender met deze bevoegdheid te worden omgegaan.

Mocht u problemen hebben met een huurder die niet betaalt of heeft u andere huurrechtelijke vraagstukken? Neem dan contact op met één van onze huurrechtspecialisten Tim Delmée  of Anne van Beijsterveldt.

Het bericht Opschorten huurgenot door verhuurder: kun je zomaar de sloten vervangen?! verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Samenwonen en investeren? Let op! https://devoort.nl/nieuws/samenwonen-en-investeren-let-op/ Mon, 25 Mar 2024 15:15:47 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000446 Recent heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin de vergoedingsrechten bij informeel samenlevers aan bod kwamen. Dit onderwerp speelt […]

Het bericht <strong>Samenwonen en investeren? Let op!</strong> verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Recent heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin de vergoedingsrechten bij informeel samenlevers aan bod kwamen. Dit onderwerp speelt al jaren een belangrijke rol binnen het familierecht.

Informeel samenlevers zijn partners die zonder huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst samenwonen op basis van een affectieve relatie. Op papier is er in dat geval tussen de partners niks geregeld, terwijl zij vaak wel goederen samen hebben aangeschaft en, al dan niet in overleg, een verdeling hebben gemaakt voor de kosten van de huishouding. Dit kan problematisch worden in de situaties waarin de partners besluiten de relatie te verbreken. Wat is dan van wie en hoe verdeel je het vermogen wat mogelijk samen is opgebouwd?

In 2019 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vergoedingsrechten uit boek 1 BW die voor gehuwden en geregistreerd partners gelden, niet overeenkomstig van toepassing zijn op informeel samenlevers. Dit betekent dat zij moeten terugvallen op het ‘gewone’ verbintenissenrecht. Recent is er weer een uitspraak geweest van de Hoge Raad over informeel samenlevers.

In de zaak ging het om een man en vrouw die van 1999 tot 2018 een affectieve relatie hebben gehad. Begin oktober 2003 hebben zij gezamenlijk een woning gekocht waarin zij ook zijn gaan wonen. Zij hebben samen voor de aankoop van de woning een spaarzeker-hypotheek en overbruggingslening afgesloten van € 214.000. De man heeft in 2004 met het geld dat hij heeft ontvangen na de verkoop van zijn eigen woning, de overbruggingslening volledig afgelost. In november 2015 hebben de man en de vrouw een notariële samenlevingsovereenkomst afgesloten. Op enig moment daarna is de relatie beëindigd en in 2018 heeft de vrouw de woning verlaten. De vrouw vorderde te bepalen dat de helft van de waarde van de spaarzeker-verzekering aan haar zou toekomen. De man vorderde onder meer te bepalen dat aan hem een vergoedingsrecht toekomt ter zake van door hem gedane investeringen. In dat verband heeft de vrouw een beroep op verjaring gedaan.

De Hoge Raad oordeelde nogmaals dat de wet geen regeling kent voor vergoedingsrechten van informeel samenlevers in verband met vermogensverschuivingen tussen de vermogens van de partners. In de situatie waarin informeel samenlevers ongelijk hebben bijgedragen aan de financiering van een gemeenschappelijk goed, moet aan de hand van het algemene vermogensrecht beoordeeld worden of er niet toch een vergoedingsrecht geldend kan worden gemaakt.

Hierdoor kwam in bovenstaande zaak geen vergoedingsrecht toe aan de man zoals dat in boek 1 BW is omschreven. Het gevolg hiervan is dat op de investering van de man de beleggingsleer niet van toepassing is, en de waardestijging van zijn investering daardoor niet wordt meegenomen in de vergoeding. De vergoeding zou dan, in beginsel, enkel bestaan uit het bedrag wat destijds is geïnvesteerd.

Informeel samenlevers kunnen geen beroep doen op de wettelijke regels omtrent vergoedingsrechten uit boek 1 BW zoals die voor gehuwden of geregistreerd partners gelden en moeten terugvallen op het ‘gewone’ verbintenissenrecht uit boek 3 BW. Dit kan in bepaalde situaties tot onredelijk (voelende) uitkomsten leiden. Het is daarom belangrijk om u goed te laten adviseren als u besluit samen te gaan wonen zonder het sluiten van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst én om samen met uw partner stil te staan bij wat u over en weer belangrijk vindt. Zie hiervoor ook onze blog over premarital mediation.

Heeft u vragen over de inhoud van een samenlevingsovereenkomst, het voorkomen van problemen hierover of wilt u meer informatie over informeel samenlevers? Neem gerust contact op met Tineke Noordegraaf-Van Dijke.

Het bericht <strong>Samenwonen en investeren? Let op!</strong> verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Aansprakelijkheid voor schade aan naastgelegen panden door bouwwerkzaamheden https://devoort.nl/nieuws/aansprakelijkheid-voor-schade-aan-naastgelegen-panden-door-bouwwerkzaamheden/ Thu, 21 Mar 2024 14:29:46 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000418 De Hoge Raad kijkt niet enkel naar de gehanteerde zorgvuldigheid, maar ook naar het risico op schade én de belangen van de verschillende betrokkenen.

Het bericht Aansprakelijkheid voor schade aan naastgelegen panden door bouwwerkzaamheden verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Inleiding

Op 12 januari 2024 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door bouwwerkzaamheden aan naastgelegen panden. De Hoge Raad kijkt niet enkel naar de gehanteerde zorgvuldigheid, maar ook naar het risico op schade én de belangen van de verschillende betrokkenen. Hieronder vindt u de feiten, de overwegingen van de Hoge Raad en ons advies.

Feiten

Multi heeft in opdracht van Verweerder een zogenoemde afzinkkelder geplaatst. Een afzinkkelder is een kelder die in de grond wordt ingebracht, zonder dat eerst alle grond wordt ontgraven. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden raakt Multi een obstakel, waardoor een deel van de kelderwand scheurt.

Multi neemt hierover contact op met haar verzekeraar. De verzekeraar stelt dat Multi alle betrokkenen moet inlichten en haar werkzaamheden dient te staken. Indien zij geen gehoor geeft aan dit dringende verzoek, zullen alle verdere werkzaamheden en de eventueel later ontstane schade niet door de verzekeraar worden gedekt. Ondanks het verzoek van de verzekeraar, zet Multi In opdracht van en voor rekening van risico van de opdrachtgever haar werkzaamheden voort.

Een tijd later springt bij het aangrenzende perceel een ruit en ontstaan daar scheuren in de muur, waarop de eigenaren van het naastgelegen pand (hierna: “eiseressen”) een bouwstop verzoeken. Na overleg met de gemeente en het maken van een aantal afspraken, mag Multi weer doorbouwen. Later blijkt dat het pand van eiseressen steeds verder verzakt en wordt er een bouwstop opgelegd door middel van spoedeisende bestuursdwang. Uiteindelijk heeft Multi de werkzaamheden afgerond, maar de eigenaren van het naastliggende pand zijn met de schade blijven zitten.

Vordering(en)

Eiseressen vorderen in cassatie dat Multi wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade geleden als gevolg van de bouwwerkzaamheden. Multi  voert verweer door te stellen dat zij een bouwveiligheidsplan, een monitoringsplan en een zogenoemde nulmeting heeft uitgevoerd en opgesteld om de werkzaamheden ten behoeve van het plaatsen van deze afzinkkelder zorgvuldig voor te bereiden. Daarnaast stelt zij dat door de werkzaamheden voort te zetten de schade beperkt is gebleven. Zij heeft aldus op kundige en adequate wijze haar werkzaamheden voorbereid en uitgevoerd.

Overwegingen Hoge Raad

De Hoge Raad overweegt dat ondanks het feit dat Multi alle maatregelen ter voorkoming van schade heeft getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig heeft uitgevoerd, Multi een aanmerkelijk risico heeft aanvaard door werkzaamheden uit te voeren waaruit schade zou kunnen ontstaan aan aangrenzende panden. Hierbij acht de Hoge Raad van belang dat de werkzaamheden in belang van de opdrachtgever werden uitgevoerd, de werkzaamheden voor eiseressen geen voordeel opleverden en de schade niet zonder meer behoort tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander.

Ten slotte stipt de Hoge Raad nog aan dat het op de weg van Multi heeft gelegen zich te verzekeren tegen dergelijke schade. Multi was ook verzekerd, maar door het negeren van het dringende advies van haar verzekeraar is de dekking komen te vervallen. De Hoge Raad stelt dat het vervallen van deze dekking voor rekening van Multi dient  te komen, en niet voor rekening van eiseressen.  

De Hoge Raad voorziet uiteindelijk niet zelf in de zaak, maar verwijst deze terug naar het Hof Arnhem-Leeuwarden. Wij volgen uiteraard wat hiervan de uitkomst zal zijn en brengen u hiervan op de hoogte.

Conclusie

Belangrijk om hieruit te onthouden is dat hoe zorgvuldig u ook bent en hoe goed de bouwvoorschriften ook worden nageleefd; schade aan omliggende panden kan bij bouwwerkzaamheden mogelijk alsnog op u worden verhaald. Ben dus voorzichtig en zorg voor een volledig dekkende verzekering, waarbij u de voorschriften die de verzekeraar stelt daadwerkelijk opvolgt. Mocht u problemen hebben met schade uit bouwwerkzaamheden of heeft u andere bouwrechtelijke vraagstukken? Neem dan contact op met één van onze bouwrechtspecialisten Angela Coppelmans of Tim Delmée.

Het bericht Aansprakelijkheid voor schade aan naastgelegen panden door bouwwerkzaamheden verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Less is more: wat moet in een OR-reglement worden opgenomen en wat niet? https://devoort.nl/nieuws/less-is-more-wat-moet-in-een-or-reglement-worden-opgenomen-en-wat-niet/ Mon, 18 Mar 2024 10:59:13 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000397 Er bestaan misverstanden over het nut en de noodzaak van verschillende onderdelen van OR-Reglementen. De Wet op de ondernemingsraden (WOR) […]

Het bericht Less is more: wat moet in een OR-reglement worden opgenomen en wat niet? verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Er bestaan misverstanden over het nut en de noodzaak van verschillende onderdelen van OR-Reglementen. De Wet op de ondernemingsraden (WOR) bevat slechts een klein aantal voorschriften hierover. De rest is aan de ondernemingsraad zelf.

Zo kijken ondernemingsraden soms verbaasd op als blijkt dat de WOR helemaal geen voorschriften bevat over het tijdspad van de verkiezingen. De ondernemingsraad is vogelvrij om een eigen tijdspad in zijn reglement te regelen. Ook kan de ondernemingsraad bepalen hoe lang een ‘’in de onderneming werkzame persoon’’ in de onderneming werkzaam moet zijn om kiesgerechtigd of verkiesbaar te zijn (diensttijdeis).

LEAN & MEAN OR-REGLEMENT

Terug naar de basis? Klik hier voor een model Lean & Mean OR-reglement. Dit is een verkort OR-reglement. Handig, want de zaken die de ondernemingsraad regelt via zijn reglement, is hij ook verplicht uit te voeren. Less is more?

VRAGEN

Heeft u vragen over het OR-Reglement, neem dan gerust contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten van de sectie medezeggenschapsrecht.

Het bericht Less is more: wat moet in een OR-reglement worden opgenomen en wat niet? verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Fouten omtrent de financiële jaarverslaglegging https://devoort.nl/nieuws/fouten-omtrent-de-financiele-jaarverslaglegging/ Mon, 11 Mar 2024 09:38:55 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000383 Binnenkort gaat het jaarrekeningenseizoen weer van start. Met een veelheid aan voorschriften en regels die gelden bij het opmaken, vaststellen […]

Het bericht Fouten omtrent de financiële jaarverslaglegging verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

]]>
Binnenkort gaat het jaarrekeningenseizoen weer van start. Met een veelheid aan voorschriften en regels die gelden bij het opmaken, vaststellen en deponeren van een jaarrekening, gaat er geregeld wat mis. In die gevallen worden wij vaak verzocht door accountants, boekhouders en bestuurders om het op te lossen. Voorkomen is vaak beter dan genezen, reden genoeg om een aantal praktijkvoorbeelden te bespreken ten aanzien van de besloten vennootschap.

Inleiding

Het bestuur van een BV is wettelijk verplicht om binnen vijf maanden na afloop van het betreffende boekjaar, een jaarrekening op te maken. Deze termijn kan door de algemene vergadering worden verlengd tot tien maanden na afloop van het boekjaar.

De algemene vergadering stelt de opgemaakte jaarrekening vast, al bestaat hiertoe geen wettelijke verplichting. Na vaststelling van de jaarrekening dient de jaarrekening binnen acht dagen te worden gedeponeerd bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Voorbeelden uit de praktijk

  1. De aandeelhouders liggen met elkaar in conflict. Hierdoor kan de jaarrekening niet worden vastgesteld. Dient er nu geen jaarrekening te worden gedeponeerd?

    Indien de opgemaakte jaarrekening niet kan worden vastgesteld, dan dient het bestuur binnen uiterlijk twaalf maanden na afloop van het betreffende boekjaar de voorlopige jaarrekening te deponeren bij het handelsregister. In de voorlopige jaarrekening dient te worden vermeld dat de jaarrekening niet is vastgesteld.

  2. Het bestuur heeft de jaarrekening in april van enig jaar opgemaakt (boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar). Is er een termijn waarbinnen de algemene vergadering de jaarrekening vervolgens dient vast te stellen?

    Er ontbreekt een wettelijke termijn waarbinnen een jaarrekening dient te zijn vastgesteld door de algemene vergadering. Wel is het bestuur wettelijk verplicht om de niet-vastgestelde jaarrekening tijdig (lees: uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het betreffende boekjaar) te deponeren.

  3. Het bestuur heeft de jaarrekening opgemaakt in september, aldus na het verstrijken van de wettelijke opmaaktermijn van vijf maanden na afloop van het boekjaar. Met toestemming van de algemene vergadering is het bestuur immers gerechtigd om de jaarrekening binnen tien maanden na afloop van het boekjaar op te maken.

    Vervolgens heeft de algemene vergadering de jaarrekening in oktober vastgesteld en is de jaarrekening vijf kalenderdagen later gedeponeerd. Het bestuur constateert dat de algemene vergadering geen formeel besluit heeft genomen op basis waarvan het bestuur gerechtigd was om de jaarrekening pas in september op te maken. Wat zijn de implicaties voor de gedeponeerde jaarrekening?

    Uit de omstandigheid dat de algemene vergadering de jaarrekening in oktober heeft vastgesteld, mag worden afgeleid dat de algemene vergadering impliciet toestemming heeft verleend aan het bestuur om de jaarrekening met uitstel op te maken. Het is niet nodig dat de algemene vergadering achteraf een formeel besluit neemt dat het bestuur gerechtigd was om de jaarrekening later op te maken.

  4. Alle aandeelhouders zijn tevens bestuurder van de besloten vennootschap. Is het nodig om een algemene vergadering bijeen te roepen om de jaarrekening vast te stellen?

    In een dergelijke situatie is het in beginsel voldoende dat de jaarrekening door alle bestuurders (en eventuele commissarissen) is ondertekend. Er hoeft dan geen algemene vergadering bijeen te worden geroepen.

    Uitzondering: indien er andere vergadergerechtigden zijn (certificaathouder met vergaderrecht), dienen zij in de gelegenheid te zijn gesteld om kennis te nemen van de opgemaakte jaarrekening en met deze wijze van vaststelling te hebben ingestemd.

  5. Tijdens de algemene vergadering van 11 mei 2023 is de jaarrekening 2022 vastgesteld. Achteraf constateert het bestuur dat abusievelijk niet alle aandeelhouders zijn opgeroepen voor de algemene vergadering. Ook constateert het bestuur dat de aandeelhouders zijn opgeroepen tegen een te korte termijn; tussen de dag van de oproeping en die van de vergadering behoren ten minste zeven hele dagen te liggen. Is de jaarrekening 2022 wel vastgesteld?

    Het bestuur dient er rekening mee te houden dat de jaarrekening 2022 weliswaar is vastgesteld, maar dat dit aandeelhoudersbesluit zou kunnen worden vernietigd door (bijvoorbeeld) de aandeelhouders die niet zijn opgeroepen voor de algemene vergadering. Wel dienen de aandeelhouders hiervoor naar de rechter te stappen; het zogenaamd buitengerechtelijk vernietigen van het vaststellingsbesluit heeft geen effect.

      Er zijn nog talloze andere voorbeelden te benoemen waarbij abusievelijk fouten zijn gemaakt omtrent het vaststellen of deponeren van een jaarrekening. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen als een van de bestuurders is vergeten om de jaarrekening te ondertekenen? Wat zijn de implicaties van een algemene vergadering die gehouden is in het buitenland, terwijl de statuten voorschrijven dat de algemene vergadering dient plaats te vinden in Tilburg? Voor alle vragen over de financiële jaarverslaggeving of daaraan gerelateerde kwesties, kunt u contact opnemen met Duncan Weeland.

      Het bericht Fouten omtrent de financiële jaarverslaglegging verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

      ]]>
      Wetsvoorstel legt stevige beperkingen op concurrentiebeding https://devoort.nl/nieuws/wetsvoorstel-legt-stevige-beperkingen-op-concurrentiebeding/ Tue, 05 Mar 2024 16:18:28 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000363 Een werkgever kan in de arbeidsovereenkomst of ander document een beding plaatsen dat een werknemer verbiedt om na het einde […]

      Het bericht Wetsvoorstel legt stevige beperkingen op concurrentiebeding verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

      ]]>
      Een werkgever kan in de arbeidsovereenkomst of ander document een beding plaatsen dat een werknemer verbiedt om na het einde van de arbeidsovereenkomst bepaalde werkzaamheden uit te voeren. In de praktijk wordt er onderscheid gemaakt tussen het concurrentiebeding en het relatiebeding. Het concurrentiebeding voorkomt dat de werknemer bij een andere werkgever die soortgelijke werkzaamheden verricht in dienst treedt of voor zichzelf soortgelijke opdrachten uitvoert. Een relatiebeding voorkomt dat contact wordt onderhouden of aangegaan met (voormalige) relaties van de werkgever. Beide bedingen vallen onder de term ‘concurrentiebeding’ en hebben als doel het beschermen van de bedrijfsbelangen van de werkgever.

      De bedingen kunnen de werknemer beperken in de arbeidsmobiliteit en zoektocht naar een nieuwe baan. De wetgever wil daarom aanvullende eisen gaan stellen. Deze maand is het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding gepubliceerd. Met het wetsvoorstel stelt het kabinet een aantal aanscherpingen voor van de regels. In dit artikel bespreken we de belangrijkste wijzigingen in het wetsvoorstel. Let wel, het betreft nog een wetsvoorstel. Of en in welke vorm dit zal leiden tot nieuwe wetgeving is op dit moment nog onzeker.

      Belangrijkste wijzigingen in het wetsvoorstel

      Het wetsvoorstel wijzigt de huidige regels rondom het concurrentiebeding zoals deze staan opgenomen in artikel 7:653 Burgerlijk Wetboek. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel zijn alle wijzigingen te lezen. We beperken ons tot de belangrijkste.

      Maximale duur – temporeel bereik

      De eerste belangrijke wijziging is dat een concurrentiebeding in de toekomst mogelijk nog maar 12 maanden mag gelden. Ieder concurrentiebeding dat wordt opgenomen voor een duur langer dan één jaar is nietig. Een concurrentiebeding dat geen duur omschrijft is ook nietig. Als een beding nietig is, dan heeft het geen juridische geldigheid en kun je er als werkgever geen beroep op doen. Op dit moment is er geen beperking aan de duur, maar houden rechters als norm al 12 maanden aan.

      Reikwijdte gebied – geografisch bereik

      De werkgever moet het geografisch bereik in het beding op gaan nemen. Met andere woorden, het gebied waarvoor de beperking zoals genoemd in het beding gaat gelden. De wetgever heeft dus geen beperking op willen leggen aan het maximale geografische bereik van een concurrentiebeding. Op die manier blijft het voor de werkgever en werknemer mogelijk om maatwerk te leveren per individueel geval. De werknemer moet niet meer beperkt worden dan nodig is ter bescherming van de belangen van de werkgever. Dit kan per werknemer en per functie verschillen. Een werkgever kan bijvoorbeeld opnemen dat een werknemer niet binnen een straal van 50 kilometer rondom het bedrijf werkzaam mag zijn. Of in Nederland, de Benelux of Europa. Een beding zonder geografische bereik is volgens het wetsvoorstel nietig. Op dit moment geldt er nog geen verplichting tot het opnemen van het geografisch bereik.

      Motiveren zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang

      De werkgever moet een zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelang hebben bij het concurrentiebeding. Dat belang moet schriftelijk worden gemotiveerd voor alle arbeidsovereenkomsten. De motivering van het bedrijfsbelang moet specifiek zijn. Het moet gericht zijn op de werknemer, de functie en de werkzaamheden. Een algemene motivatie volstaat niet. Zonder motivering is het beding nietig. Op dit moment geldt een dergelijke motiveringsplicht enkel voor overeenkomsten van bepaalde tijd. Dat zou met dit wetsvoorstel dus worden uitgebreid met de overeenkomsten voor onbepaalde tijd.

      Verplichte vergoeding

      Wanneer door de werkgever een beroep op het concurrentiebeding wordt gedaan, moet de werkgever de werknemer een vergoeding gaan betalen. De vergoeding moet een effectieve prikkel zijn om bedingen alleen aan te gaan en in te roepen als de werkgever daar een echt bedrijfsbelang bij heeft. De vergoeding hoeft alleen betaald te worden als de werkgever het beding inroept. De werkgever kan dus een concurrentiebeding opnemen, maar er later voor kiezen om het niet in te roepen. De vergoeding bedraagt 50% van het laatstverdiende maandloon. De vergoedingsverplichting geldt voor het aantal maanden dat de werkgever besluit de werknemer aan het beding te houden. Als de werkgever de werknemer vier maanden aan het concurrentiebeding wenst te houden is hij aldus vier maal 50% van het laatstverdiende maandloon verschuldigd. De werkgever moet het bedrag uiterlijk op de laatste dag van de arbeidsovereenkomst betalen. Als de werkgever niet binnen genoemde termijn betaalt, heeft het concurrentiebeding geen werking.

      Termijn voor het inroepen

      De werkgever moet de werknemer uiterlijk één maand voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst laten weten of deze het concurrentiebeding inroept. Daarbij moet de werkgever aangeven of deze de werknemer aan het beding gaat houden en voor hoe lang hij dat gaat doen.

      Conclusie

      Het wetsvoorstel kan grote gevolgen hebben voor de geldigheid van concurrentie- en relatiebedingen van werkgevers. De internetconsultatie voor het wetsvoorstel loopt van 4 maart 2024 tot 15 april 2024. In die periode heeft iedereen de mogelijkheid om te reageren en feedback te leveren op het voorstel. De resultaten van de internetconsultatie kunnen meegenomen worden in het besluitvormingsproces. Vervolgens moeten de Tweede en Eerste Kamer zich nog buigen over het wetsvoorstel. Of de soep zo heet wordt gegeven als dat ze wordt opgediend valt dus nog maar te bezien. Onze advocaten arbeidsrecht zullen het wetgevingsproces op de voet volgen en updates delen.

      Voor vragen over dit wetsvoorstel, concurrentiebedingen of andere arbeidsrechtelijke kwesties staan onze specialisten voor u klaar.

      Het bericht Wetsvoorstel legt stevige beperkingen op concurrentiebeding verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

      ]]>
      Jaarlijkse verhoging verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding bij sloop of renovatie https://devoort.nl/nieuws/jaarlijkse-verhoging-verhuis-en-herinrichtingskostenvergoeding-bij-sloop-of-renovatie/ Tue, 05 Mar 2024 10:13:41 +0000 https://devoort.nl/?p=8939000347 De verhuiskostenvergoedingVerhuurders zijn verplicht om een vergoeding te betalen aan huurders van onder meer zelfstandige woonruimte, op het moment dat […]

      Het bericht Jaarlijkse verhoging verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding bij sloop of renovatie verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

      ]]>
      De verhuiskostenvergoeding
      Verhuurders zijn verplicht om een vergoeding te betalen aan huurders van onder meer zelfstandige woonruimte, op het moment dat deze huurders moeten verhuizen omdat het gehuurde wordt gesloopt of gerenoveerd.

      Jaarlijks wordt de hoogte van de verhuis- en herinrichtingkostenvergoeding aangepast. Onlangs is de minimale vergoeding verhoogd naar 7.428,00. Dit bedrag is van toepassing op huurders die na 29 februari 2024 verhuizen. Voor zelfstandige woonruimte geldt met ingang van 29 februari 2024 het hiervoor genoemde bedrag. In 2023 was de vergoeding € 7.156,00 in 2022 was de vergoeding € 6.505,00. Voor huurders van onzelfstandige woonruimte geldt geen minimumbedrag.

      Een huurder heeft enkel recht op de verhuiskostenvergoeding als de verhuizing noodzakelijk is door de renovatiewerkzaamheden. Bij sommige renovatiewerkzaamheden is een verhuizing niet nodig en is er aldus geen sprake van recht op de verhuiskostenvergoeding. Een huurder heeft ook geen recht op de verhuiskostenvergoeding als de verhuurder de huurder tijdelijk een andere woning ter beschikking stelt, die volledig ingericht is.

      Een verhuurder kan ook aanbieden om de verhuizing voor de huurder te regelen en de nieuwe woning te schilderen en te stofferen, in plaats van het betalen van de vergoeding. Een huurder is niet verplicht dit aanbod te accepteren en kan altijd in plaats daarvan om de minimumvergoeding vragen. Heeft u vragen over (het recht op) de verhuiskostenvergoeding, of een andere huurrechtelijke vraag? Neem dan contact op met een van onze huurspecialisten Tim Delmee of Anne van Beijsterveldt.

      Het bericht Jaarlijkse verhoging verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding bij sloop of renovatie verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

      ]]>
      De werkkostenregeling in een notendop – update voor 2024 https://devoort.nl/nieuws/de-werkkostenregeling-in-een-notendop/ Tue, 20 Feb 2024 13:08:30 +0000 https://devoort.nl/?p=7814 Bij werkgevers, bestuurders en ondernemingsraden is er vaak weinig interesse in belastingwetgeving. Een fiscale verdiepingsslag maken, kan een organisatie echter […]

      Het bericht De werkkostenregeling in een notendop – update voor 2024 verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

      ]]>
      Bij werkgevers, bestuurders en ondernemingsraden is er vaak weinig interesse in belastingwetgeving. Een fiscale verdiepingsslag maken, kan een organisatie echter vooruit helpen. Een belangrijk pakket van belastingregels in het arbeidsrecht wordt gevormd door de werkkostenregeling. Hierin komen tal van afspraken bij elkaar: van de reiskostenvergoeding tot de thuiswerkvergoeding en van opleidingen en trainingen tot aan de koffie en thee op kantoor. We maakten een publicatie over deze werkkostenregeling, welke je onderaan dit bericht kunt downloaden.

      Uitgangspunt van de werkkostenregeling is dat het duidelijk is voor een werkgever over welke vergoedingen en verstrekkingen er wel of geen loonbelasting hoeft te worden betaald. Hoe minder belasting er wordt betaald, hoe meer de werkgever en/of werknemer kan besteden aan andere zaken. Ten opzichte van 2023 is de vrije ruimte verlaagd. Toch kan er in 2024 voordeel zitten in de aanpassingen van de werkkostenregeling, omdat enkele normbedragen voor onbelaste vergoedingen zijn verhoogd.

      In het 538 pagina’s tellende Handboek Loonheffingen staat alle informatie bij elkaar. Tot het nieuwe handboek wordt gepubliceerd in maart 2024 moet het oude handboek worden gelezen samen met de Nieuwsbrief Loonheffingen. Maar het kan makkelijker. In slechts 8 pagina’s hebben we in een notendop beschreven wat de werkkostenregeling is en hoe de regels per 1 januari 2024 in elkaar steken. Uiteraard is dit de simpele weergave van een veel complexer systeem. Maar het helpt om te begrijpen wat de werkkostenregeling inhoudt.

      In onze publicatie beantwoorden we vijftien veelgestelde vragen:

      1. Wat is de werkkostenregeling?

      2. Geldt de werkkostenregeling voor profit- en non-profitsector en vanaf hoeveel werknemers?

      3. Wat houdt de werkkostenregeling in het kort in?

      4. Wat is loon?

      5. Wat zijn intermediaire vergoedingen?

      6. Wat zijn nihilwaarderingen?

      7. Wat zijn gerichte vrijstellingen?

      8. Wat is het noodzakelijkheidscriterium?

      9. Wat is de vrije ruimte?

      10. Wat kan in de vrije ruimte worden geplaatst?

      11. Wat is het gevolg van het overschrijden van de vrije ruimte?

      12. Wat is de gebruikelijkheidstoets?

      13. Mag de werkgever als gevolg van een wijziging van de werkkostenregeling de arbeidsvoorwaarden wijzigen?

      14. Wat is de rol van de ondernemingsraad?

      15. Waar kan ik terecht met vragen?

      De publicatie is hier te downloaden en is zowel voor werkgevers als bestuurders als ondernemingsraden een interessant document. Doe er je voordeel mee!

      Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Stefan Jansen, advocaat arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht. Met dank aan Lars Bos voor zijn bijdrage aan (de update van) dit artikel.

      Het bericht De werkkostenregeling in een notendop – update voor 2024 verscheen eerst op De Voort Advocaten | Mediators.

      ]]>