Sinds 1 januari 2023 wordt de draagkracht bij partneralimentatie in beginsel forfaitair berekend. Dit is vergelijkbaar met de wijze waarop dat sinds 1 april 2013 voor de kinderalimentatie al het geval was. In deze blog zal het systeem en wat de redenen waren om deze wijziging door te voeren, kort worden aangestipt. Ook zal de tendens in de rechtspraak worden behandeld.
Tot 1 januari 2023 werd bij het vaststellen van de draagkracht van de alimentatieplichtige rekening gehouden met zijn of haar werkelijke woonlasten en een forfaitair bedrag voor kosten levensonderhoud van € 1.140. Vanaf 1 januari 2023 wordt gerekend met een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen van de alimentatieplichtige en een forfaitair bedrag voor de kosten van levensonderhoud van € 1.175.
Doordat er gerekend werd met werkelijke woonlasten ontstond er vaak discussie over of er sprake was van, al dan niet tijdelijk, buitengewoon hoge of buitengewoon lage kosten. Dit heeft men willen voorkomen door invoering van het forfaitaire bedrag, maar dat leidt niet altijd tot een evenwichtige uitkomst. Dit was één reden om de draagkracht forfaitair te berekenen. Daarnaast wilde de Expertgroep weer terug naar één rekensysteem, waarbij zowel de kinder- als partneralimentatie forfaitair berekend wordt. Ook was eenvoudigheid én een meer voorspelbare uitkomst een reden om de wijziging door te voeren.
Ondertussen zijn we een jaar verder en zien we de forfaitaire benadering terug in de rechtspraak. Vaak wordt het forfait gewoonweg gehanteerd. Maar, indien de woonlasten van de onderhoudsplichtige duurzaam aanmerkelijk hoger zijn dan het woonbudget, kan hier rekening mee worden gehouden, mits deze lasten “niet vermijdbaar” zijn en het bestaan daarvan niet aan de onderhoudsplichtige kan worden verweten.
Er zijn echter ook uitspraken waarbij er van het forfait werd afgeweken bij werkelijk lagere lasten. Zo rekende de Rechtbank Gelderland en de Rechtbank Limburg bijvoorbeeld met de werkelijk lagere lasten van de alimentatieplichtige omdat er anders een tekort aan draagkracht zou zijn voor het betalen van de partneralimentatie. De hoogte van de werkelijke woonlasten stond vast en het was niet te verwachten dat deze op korte termijn wezenlijk zouden veranderen.
Uit de rechtspraak blijkt dus dat afwijking mogelijk is, maar dat er terughoudend mee wordt omgegaan. Onderbouwing en motivering waarom afgeweken zou moeten worden voor de standaard, is dan aan de orde. En wat is dan redelijk?
Wilt u advies over de berekening van partneralimentatie? Neem dan contact op met Tineke Noordegraaf-Van Dijke via t.noordegraaf@devoort.nl of 013-4668862.