In twee vorige blogs (hier en hier) hebben we u meegenomen in het Didam-arrest. De afgelopen tijd zijn er wederom een aantal uitspraken geweest waarbij het Didam-arrest wordt aangehaald. Een van die uitspraken behandelen we hieronder graag met u.
Wat speelde er?
In een recente uitspraak speelt het Didam-arrest wederom een centrale rol. In deze zaak houdt de gemeente Vlissingen c.s. alle aandelen in een BV die verantwoordelijk was voor de exploitatie van vismijnen en het daarbij behorende onroerend goed. De gemeente was in deze zaak voornemens de aandelen van de hand te doen, waarbij na onderhandelingen met partij A uiteindelijk is besloten tot een overeenkomst met partij B. Partij A was het hiermee niet eens en startte een kort geding. De vraag die door de voorzieningenrechter moest worden beantwoord was of het Didam-arrest op deze verkoop van toepassing is en of de gemeente zich mocht beroepen op de in het Didam-arrest geformuleerde uitzondering.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat uit het Didam-arrest niet af valt te leiden dat de Hoge Raad de strekking daarvan heeft willen beperken tot enkel de verkoop van onroerende zaken door een overheidslichaam. Volgens de voorzieningenrechter gaat het in dit geval ook om een ‘schaars goed’, waardoor het Didam-arrest van toepassing wordt geacht. Het door de gemeente gedane beroep op de uitzondering dat er slechts één serieuze gegadigde is, wordt door de voorzieningenrechter afgewezen. De voorzieningenrechter verbiedt de gemeente om tot verkoop en levering van de aandelen over te gaan en bepaalt dat als de gemeente toch tot verkoop wil overgaan dat zal moeten plaatsvinden middels een openbare selectieprocedure.
En nu?
De vraag die na het lezen van deze uitspraak opkomt is in hoeverre de bestuursrechtelijke waarborgen ook het privaatrechtelijk overheidsoptreden normeren. Uit het Didam-arrest is gebleken dat dit in ieder geval het geval is in zaken waarbij een overheidslichaam onroerende zaken verkoopt.
In deze uitspraak gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat het Didam-arrest van toepassing is. De uitspraak is niet ingegaan op de reden van toepassing van het Didam-arrest in dit specifieke geval.
De toepassing van het Didam-arrest in deze aandelentransactie wordt ons inziens gebaseerd op twee elementen. De eerste is de overweging van de voorzieningenrechter dat de aandelen schaarse (publieke) rechten zouden zijn Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat de BV eigenaar is van een onroerende zaak en dat onroerende zaken een belangrijk onderdeel uitmaken van de activa van de BV. De invulling van het begrip schaarse rechten is niet makkelijk. Zo sprak Peters[1] in zijn noot bij het Didam-arrest zelf al over het verschil tussen publieke en private schaarse rechten. Waarbij in het geval van ‘door publiekrecht’ gecreëerde schaarste, eerder mag worden aangenomen dat van het gelijkheidsbeginsel moet worden uitgegaan dan bij privaatrechtelijke schaarste. Ook Langemeijer[2] sprak hier in zijn conclusie al over.
Al met al laat deze uitspraak vooral zien dat de toepassing van het Didam-arrest en het toepassingsbereik verre van duidelijk is. Er wordt door de voorzieningenrechter dan wel aangenomen dat toepassing aangenomen mag worden, maar de motivering ontbreekt.
Vragen over vastgelopen onderhandelingen met de gemeente, het Didam-arrest of andere bestuursrechtelijke vragen? Neem dan contact op met onze collega’s Els Huisman of Angela Coppelmans.
[1] JB 2022/21
[2] ECLI:NL:PHR:2021:243