Als uw contractspartij algemene voorwaarden bij een overeenkomst gebruikt, kan zij daarmee haar eigen positie fors versterken. Dit is in uw nadeel. Op grond van de wet bent u ook nog eens snel gebonden aan die algemene voorwaarden. Zelfs als u de inhoud van de algemene voorwaarden niet kende en kon kennen, en uw contractspartij dat ook begreep. De wet beschermt u hier tot op zekere hoogte tegen tenzij u een ‘grote’ onderneming bent. Maar wanneer bent u nou een ‘grote’ onderneming? Die vraag speelde een belangrijke rol in een uitspraak van de Hoge Raad eerder dit jaar.
De wettelijke bescherming
Stel uw contractspartij moet op tijd een product aan u leveren en levert desondanks niets waardoor u schade lijdt. U reclameert maar uw contractspartij wijst op haar algemene voorwaarden. Daarin is bedongen dat uw contractspartij überhaupt nooit aansprakelijk is voor dergelijke schade. U kende die bepaling niet want u had de voorwaarden niet ontvangen. Als uw contractspartij met een aantal aandachtspunten rekening heeft gehouden, maken de algemene voorwaarden deel uit van de overeenkomst, ook als u de inhoud daarvan niet kende en kon kennen, en uw contractspartij dat zelfs begreep.
Om u te beschermen, biedt de wet u in sommige gevallen het recht om de algemene voorwaarden te ‘vernietigen’. Het gevolg daarvan is dat de algemene voorwaarden achteraf gezien nooit van toepassing zijn geweest. Wanneer u bijvoorbeeld geen kans heeft gehad om de algemene voorwaarden te bekijken, kunt u die vernietigen. Wanneer u een ‘grote’ onderneming bent, krijgt u deze wettelijke bescherming niet (art. 6:235 lid 1 BW). Volgens de wetgever hebben ‘grote’ ondernemingen de wettelijke bescherming niet nodig. De bevoegdheid tot vernietiging zou dan een te grote inbreuk maken op de contractsvrijheid. Wanneer bent u nu een ‘grote onderneming’?
‘Grote’ ondernemingen
Als u een ‘grote’ onderneming bent, kunt u dus geen beroep doen op de wettelijke bescherming. De wet noemt drie categorieën van ‘grote’ ondernemingen:
- Een rechtspersoon, bijv. een naamloze of besloten vennootschap (art. 2:360 BW), die bij het aangaan van de overeenkomst zijn jaarrekening heeft gepubliceerd. Volgens de wetsgeschiedenis gaat het om de publicatie van een volledige jaarrekening. Sommige rechtspersonen publiceren slechts een gedeeltelijke jaarrekening. Zij zijn niet verplicht tot publicatie van een volledige jaarrekening. Deze rechtspersonen zijn geen ‘grote’ onderneming;
- Een rechtspersoon waarvoor bij het aangaan van de overeenkomst een zgn. ‘403-verklaring’ is afgegeven. Dit betreft het zogenaamde ‘groepsregime’. Daarbij hoeft een rechtspersoon binnen een groep van rechtspersonen geen jaarrekening te publiceren. Een andere rechtspersoon binnen de groep verwerkt (‘consolideert’) de financiële gegevens van deze rechtspersoon in zijn eigen jaarrekening. De ‘geconsolideerde rechtspersoon’ kwalificeert als ‘grote’ onderneming;
- Een partij die niet onder de voorgaande categorieën valt en waar bij het aangaan van de overeenkomst 50 of meer personen werkzaam zijn. Dit hoeft geen rechtspersoon te zijn. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om een eenmanszaak of een vennootschap onder firma. Het aantal werknemers kan op verschillende manieren worden onderbouwd, bijv. aan de hand van het jaarverslag of een uittreksel uit het handelsregister. Volgens het Handelsregisterbesluit moet het gaan om personen die doorgaans voor ten minste 15 uur per week werkzaam zijn. De werknemers van moeder- en dochtermaatschappijen gelden volgens de wetsgeschiedenis als één geheel.
Hoge Raad: Publicatie is voldoende
In de eerste twee categorieën is de daadwerkelijke publicatie van de jaarrekening beslissend. Het ‘publicatie-criterium’ bepaalt of sprake is van een ‘grote’ onderneming. De wetgever heeft hiervoor gekozen om bewijsproblemen te voorkomen. De daadwerkelijke publicatie is eenvoudig na te gaan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het is daarmee een gemakkelijker te hanteren criterium dan de verplichting tot publicatie.
In de eerdergenoemde uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:719) kwam het publicatie-criterium van categorie twee aan de orde. Het ging om een onderneming waarvoor een 403-verklaring was afgegeven: een ‘geconsolideerde rechtspersoon’. In principe kwalificeerde de onderneming dus als ‘grote’ onderneming. Zij kon daarom geen beroep doen op de wettelijke bescherming. Volgens de onderneming zelf was zij echter geen ‘grote’ onderneming. Er was namelijk niet voldaan aan alle eisen van het groepsregime, omdat de 403-verklaring niet was gedeponeerd bij het handelsregister. De Hoge Raad oordeelde daarentegen dat voor uitsluiting van de wettelijke bescherming voldoende is dat de geconsolideerde jaarrekening daadwerkelijk is gepubliceerd, net zoals bij de eerste categorie slechts van belang is dat de jaarrekening is gepubliceerd. Er hoeft vervolgens dus niet (ook) aan alle andere eisen van art. 2:403 lid 1 BW te zijn voldaan.
U bent sneller een grote onderneming dan u zou denken
Door de keuzes van de wetgever en de oordelen van de Hoge Raad, bent u sneller een ‘grote’ onderneming dan u zou denken, zeker als u onderdeel uitmaakt van een concern. Ook als u de inhoud van algemene voorwaarden van uw contractspartij niet kon kennen, bent u er dan aan gebonden. Als ‘grote’ onderneming kunt u geen beroep doen op de wettelijke bescherming. Het is dus van belang om algemene voorwaarden die van toepassing worden verklaard steeds bij uw contractspartij op te vragen en zo nodig tegen toepasselijkheid te protesteren.
Vragen? Stel ze ons vooral!
In de praktijk is het vaak lastig om algemene voorwaarden toe te passen of op toepassing door uw contractspartij goed te reageren. Wij helpen u graag bij alle vragen die u daarover heeft. Neem gerust contact op met onze advocaten van de sectie Ondernemingsrecht.