Wat als de Raad van Toezicht (RvT) te lang op de stoel van de Raad van Bestuur (RvB) plaatsneemt? Die vraag deed zich voor in een uitspraak van de Rechtbank Limburg van 12 november 2014. Wat was er aan de hand? En is er ook een rol voor de ondernemingsraad weggelegd?
Een stichting op het gebied van gehandicaptenzorg kent een Raad van Bestuur (RvB) en een Raad van Toezicht (RvT). De RvB bestaat uit één bestuurder. De RvT bestaat uit vijf leden. In juli 2010 doet zich een crisissituatie voor rond de bestuurder. Deze crisis ontstaat vanwege vermeend “grensoverschrijdend gedrag” van de bestuurder ten opzichte van de algemeen directeur, die zich daarop ziek meldt. Een groot aantal managers keert zich vervolgens tegen de bestuurder. Zij kunnen zich niet vinden in diens aansturing en de bejegening.
Naar aanleiding hiervan besluit de RvT om de organisatie in drieën te splitsen. De zittende bestuurder wordt benoemd tot bestuurder van twee onderdelen. Voor het derde onderdeel (de te vormen stichting A-Zorg) wordt een nieuwe bestuurder gezocht. Ter uitvoering van deze besluiten stelt de RvT uit zijn midden een commissie samen, bestaande uit de voorzitter van de RvT en de vicevoorzitter van de RvT. Deze commissie dient uit te zoeken wat eraan de hand is in de organisatie, dient oplossingen voor te stellen en krijgt van de RvT een volledige machtiging om alles te doen wat zij nuttig achten. De commissie zal voor hun extra werkzaamheden in verband met de bestuurscrisis een verhoogd honorarium van € 135,– per uur krijgen, aldus het besluit van de RvT.
De samengestelde RvT-commissie bericht het personeel vervolgens dat de stichting met onmiddellijke ingang wordt geleid door een van de leden van die commissie, in afwachting van de benoeming van een bestuurder. Het betreffende RvT-lid neemt tijdelijk de taak van bestuurder op zich, terwijl ondertussen wordt gezocht naar een nieuwe bestuurder. Ook ten opzichte van de ondernemingsraad treedt het RvT-lid op als bestuurder. Het RvT-lid ondertekent dan ook een brief met “Bestuurder a.i.”
Per 1 november 2010 treedt een nieuwe bestuurder in dienst. In oktober 2011 vraagt de ondernemingsraad de Governancecommissie Gezondheidszorg om een advies over de vraag of er sprake is van schending met de Zorgbrede Governancecode 2010. Meer concreet vraagt de ondernemingsraad onder meer of de RvT-commissie de Code heeft geschonden door gedurende drie maanden de taken van het bestuur over te nemen en of de extra vergoedingen van de RvT-commissie in strijd zijn met de Code. De Governancecommissie Gezondheidszorg adviseert op 8 maart 2012 dat op beide punten in strijd met de Code is gehandeld.
De stichting vordert vervolgens de uitbetaalde additionele vergoedingen van de twee (inmiddels teruggetreden) RvT-leden uit de RvT-commissie terug. Deze leden hebben voor hun werkzaamheden in augustus, september en oktober 2010 namelijk een verhoogd honorarium in rekening gebracht. De stichting heeft dit toen ook betaald. Het betreft bijna € 70.000,– bruto voor het ene voormalige RvT-lid en circa € 30.000,- – bruto voor het andere voormalige RvT-lid. Bovendien vordert de stichting een verklaring voor recht dat deze leden als toezichthouder hun taak onbehoorlijk hebben vervuld en aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende omzetschade, reputatieschade en kosten van juridische procedures.
Oordeel rechtbank
De rechtbank buigt zich allereerst over twee besluiten van de RvT, namelijk 1) het besluit dat de RvT-commissie volledige machtiging kreeg om alles te doen wat zij nuttig achten en 2) het besluit dat de RvT-commissie voor de extra werkzaamheden in verband met de bestuurscrisis een verhoogd honorarium van € 135,– per uur in rekening mocht brengen. De rechtbank oordeelt dat deze besluiten in strijd zijn met de statuten van de stichting. De statuten bepalen: “Bij ontstentenis of belet van de bestuurder(s) benoemt de Raad van Toezicht onverwijld een medewerker van de stichting of een persoon buiten de stichting tijdelijk tot bestuurder(s). In geval van overbrugging kan de voorzitter van de Raad van Toezicht of diens plaatsvervanger voor maximaal één week de functie van bestuurder waarnemen.” De voormalige leden van de RvT hebben niet slechts één week, maar gedurende drie maanden feitelijk als bestuurders opgetreden.
Omdat de besluiten van de RvT in strijd zijn met de statuten, zijn zij nietig. Daarom zijn de betalingen voor het uitoefenen van bestuurstaken onverschuldigd gedaan. De rechtbank heeft onvoldoende gegevens om na te gaan welke bedragen zijn betaald voor toezichthoudende taken en welke bedragen zijn betaald voor bestuurstaken. De voormalig RvT-leden moeten daarom het volledige bedrag van bijna € 70.000,– respectievelijk circa € 30.000,– terugbetalen aan de stichting.
De rechtbank overweegt vervolgens dat de stichting onvoldoende belang heeft bij de gevraagde verklaring van recht, mede vanwege de beslissing over de terugbetalingsverplichting. De stichting heeft bovendien onvoldoende gesteld en onderbouwd dat er schade is geleden. De vraag of de twee voormalige RvT-leden aansprakelijk zijn, blijft dan ook onbeantwoord.
Aantekening
Een lid van de RvT kan volgens de Zorgbrede Governancecode 2010 niet tegelijkertijd de functie vervullen van lid van de RvB. Toezicht en bestuur dienen gescheiden te blijven. Elke vorm van schijn van persoonlijke bevoordeling of belangenverstrengeling tussen de RvT en de zorgorganisatie moet worden vermeden. Onder bijzondere omstandigheden is het toelaatbaar dat de RvT bij het ontbreken van een bestuurder voor een korte periode de bestuursfunctie waarneemt. Wel dient de RvT dan zo spoedig mogelijk te voorzien in een deugdelijke (interne of externe) waarneming. Een RvT die drie maanden op de stoel van de RvB plaatsneemt, handelt in strijd met de Zorgbrede Governancecode 2010. Statuten die voorschrijven dat de RvT maximaal een week de bestuurstaak mag waarnemen zijn niet in strijd met de Code.
In dit geval deed zich de situatie voor dat de leden van de RvT-commissie bovendien extra betalingen ontvingen voor hun bestuurstaak. In het algemeen is het onwenselijk dat RvT-leden buiten hun taak om betaalde werkzaamheden verrichten voor de zorgorganisatie waar zij toezicht op houden. Zij staan dan namelijk als toezichthouder niet meer voldoende vrij. Het kan bovendien twijfel oproepen over de integriteit van de toezichthouder, omdat daardoor de schijn van bevoordeling kan ontstaan.
Let op
De ondernemingsraad kan als belanghebbende de Governancecommissie Gezondheidszorg om advies vragen over eventuele schendingen van de Zorgbrede Governancecode 2010.
Rechtbank Limburg 12 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9792
Dit artikel is gepubliceerd in Rechtspraak voor Medezeggenschapsrecht, december 2014, Vakmedianet.