Artikel 2.3 Jeugdwet bepaalt onder meer dat het college slechts een voorziening in het kader van de Jeugdwet hoeft te treffen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. Kortom, als er voldoende ‘eigen kracht’ is dan hoeft er geen voorziening te worden verstrekt. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft zich -onder verwijzing naar de toelichting op dit artikel- over de toepassing hiervan uitgelaten in juli 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2362). Wat wordt er verwacht van het college?
Stappenplan
De CRvB heeft al op 1 mei 2017 aangegeven welke aspecten dienen te worden onderzocht voordat kan worden gesproken over een zorgvuldig voorbereid besluit. Indien nodig dient er gebruik te worden gemaakt van een advies door een specifieke (jeugdhulp)deskundige. Kortweg dienen de volgende aspecten aan bod te komen:
- vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of de ouders is;
- vaststellen of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;
- bepalen welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige;
- onderzoeken in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden.
Voorzieningen in het kader van de Jeugdwet stopzetten of niet toekennen lijkt niet mogelijk als het onderzoek genoemd in stap 4 te beperkt is. Met de enkele motivering dat de ouders de hulp al jarenlang bieden en hier blijkbaar toe in staat zijn, kom je er niet als college (rechtbank Gelderland 4 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3439).
In de zaak waarin de CRvB zich in juli 2019 heeft uitgelaten had het college onder meer gekeken naar (1) de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige, (2) de voor hem benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan, (3) de mogelijkheden, draagkracht en belastbaarheid van de ouders, (4) de samenstelling van het gezin en de woonsituatie en (5) het belang van ouders om te voorzien in een inkomen. Ook heeft een jeugdprofessional geconstateerd dat de moeder de hulp en ondersteuning verleent en dat zij dit aankan en dat het gezin in balans is. De CRvB overweegt dat het college het besluit zorgvuldig heeft voorbereid en deugdelijk heeft gemotiveerd.
Ten aanzien van het gezinsinkomen wijs ik op een uitspraak eerder dit jaar van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL: RBROT:2019:52). Hieruit volgt dat als het college een specifiek financieel advies heeft laten opstellen waaruit blijkt dat het gezin maandelijks geld overhoudt, het college voldoende gemotiveerd kan weerspreken dat één van de ouders zou moeten gaan werken om in het levensonderhoud te voorzien. Daarbij kunnen de NIBUD-normen worden gehanteerd.
Heb je advies nodig of wil je meer weten? Bel of mail mr. drs. Els Huisman.