Uitspraak: Rechtbank Rotterdam 30 januari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:850
Een ondernemingsraad (hierna: OR) heeft 10 onderdeelcommissies (hierna: OC’s) ingesteld: één voor ieder organisatieonderdeel. Een van deze OC’s zegt het vertrouwen in de directie van het onderdeel op en weigert overleg te voeren met deze directie. De OR ontbindt de OC om die reden. Volgens de rechter is dit besluit tot ontbinding niet onrechtmatig.
Wat was de situatie?
Bij Douane Nederland is een ondernemingsraad ingesteld. Er zijn onderdeelcommissies voor 10 douanekantoren, waaronder het Douanekantoor Schiphol Passagiers (DSP). De OC bestaat uit 9 leden. 7 leden zijn rechtstreeks gekozen door het personeel van DSP en 2 leden zijn lid op grond van hun hoedanigheid als OR-lid. In december 2016 zegt de OC het vertrouwen in de directie van DSP op en geeft aan ieder overleg op te schorten. De OR stuurt vervolgens een brief naar de leden van de OC. Hij stelt dat de OC-leden hun taken en bevoegdheden als lid van de OC kennelijk neer hebben gelegd en dat hij het daarom noodzakelijk acht om het overleg met de directie zelf te voeren. Ook geeft hij aan dat nieuwe OC-leden zullen worden benoemd. De huidige OC-leden worden verzocht te bevestigen dat ze hun lidmaatschap beëindigen. De OC-leden reageren – kort gezegd – dat zij hun taken en bevoegdheden niet hebben neergelegd. Ze willen juist samenwerken met de OR om tot een oplossing te komen. Er wordt een werkgroep ingesteld om de vertrouwensbreuk tussen de OC en de directie van DSP te herstellen. In het eindverslag concludeert de werkgroep dat een werkbare medezeggenschap nog wel tot de mogelijkheden behoort, maar dat het dan wel nodig is dat de OC haar brieven waarin zij het vertrouwen in de directie opzegt, intrekt. De OC zegt toe de brieven ‘opzij te leggen’. Desondanks besluit de OR in juni 2016 dat de
OC ontbonden zal worden.
De OC is het hier niet mee eens. Een vereniging die de belangen van het personeel behartigt en twee leden van de (voormalige) OC starten een kort geding procedure. Zij vorderen dat de OR veroordeeld wordt om ofwel de OC in zijn oude vorm te her installeren, ofwel verkiezingen voor een nieuwe OC te organiseren conform het oude instellingsbesluit. Zij stellen dat de ontbinding niet toegestaan is. De OR zou de OC namelijk zelf geadviseerd hebben om het overleg op te schorten. Bovendien bepaalt de WOR nergens dat de OR een OC kan ontbinden. Als de OR die bevoegdheid al zou hebben, dan kan dat slechts als een wijziging in de organisatie daar aanleiding toe geeft of als dit noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van de OR, aldus de eisers. Tot slot voeren zij aan dat de OR de procedure van artikel 13 WOR (uitsluiting van OR- of commissieleden) moet bewandelen indien hij (individuele) OC-leden wil ontslaan uit hun taak.
Hoe oordeelde de rechter?
De WOR bepaalt dat de OR een OC kan instellen. Op voorhand kan niet worden aangenomen dat de OR een OC niet ook zou mogen ontbinden, aldus de rechter. Wel kan de rechter toetsen of het besluit tot ontbinding onrechtmatig is. Omdat het echter een beleidsmatige keuze van de OR betreft, moet de rechter dit marginaal (terughoudend) toetsen. De rechter ziet onvoldoende grond voor de stelling van de OR onrechtmatig heeft gehandeld door de OC te ontbinden. De wens van de OR om het overleg met de directie in stand te houden, is niet onbegrijpelijk en moet gerespecteerd worden. De rechter vindt het ook niet onbegrijpelijk dat de OR er geen vertrouwen in had dat de OC ook echt de intentie had om het overleg te hervatten, ondanks dat de OC zich hiertoe wel bereid heeft verklaard. De OR stelt dat hij niet heeft ingestemd met het opschorten van het overleg. Gelet op deze betwisting en omdat bewijslevering in een kort geding niet aan de orde is, kan de rechter er niet van uitgaan dat de OR inderdaad heeft ingestemd. De rechter stelt tot slot dat de OR niet de weg van artikel 13 WOR hoefde te bewandelen. De situatie dat één of meer specifieke OR-leden wordt uitgesloten van het OR- of commissiewerk omdat hij een belemmering vormt voor de medezeggenschapswerkzaamheden, doet zich hier namelijk niet voor.
De rechter wijst de vordering om de OC te her installeren dus niet toe. De rechter merkt overigens op dat ook helemaal niet vast staat over de overige OC-leden (die niet deelnemen aan de procedure) überhaupt wel willen terugkeren. Ook dat staat aan een toewijzing van de vordering in de weg. Ook de vordering tot het organiseren van nieuwe verkiezingen slaagt niet. Op de zitting is gebleken dat de OR een nieuwe vorm van medezeggenschap bij DSP aan het vormgeven is. Hiervoor zijn al serieuze voorbereidingen getroffen. Volgens de rechter is niet gebleken dat deze vorm van medezeggenschap niet zou volstaan. De OR wordt dus niet veroordeeld tot het houden van nieuwe verkiezingen voor een OC conform de bestaande structuur.
Toelichting
Op grond van artikel 15 WOR kan de OR commissies instellen. Dat kan een vaste commissie, een onderdeelcommissie (OC) of een voorbereidingscommissie zijn. In deze zaak ging het om een OC. Een OC wordt ingesteld voor een specifiek onderdeel van de onderneming. In de onderdeelcommissie kunnen leden plaatsnemen die werkzaam zijn in het betreffende onderdeel. Daarnaast nemen in de praktijk ook vrijwel altijd één of meer OR-leden plaats in de OC, om de binding met de OR te behouden. Ook in deze casus namen twee OR-leden plaats in de OC.
De OC kan de bevoegdheid krijgen om het overleg te voeren met degene die de leiding heeft over het onderdeel. De OC neemt dan als het ware de bevoegdheden van de OR over voor zover het gaat over aangelegenheden die op het onderdeel zien. Hier was sprake van zo’n bevoegdhedenoverdracht. De OR kan deze bevoegdheid wel altijd naar zich toe trekken en alsnog zelf het overleg voeren. Overigens blijft de procesbevoegdheid altijd bij de OR rusten: deze kan hij niet overdragen aan de OC.
Er bestaat discussie over de vraag of een OR de OC zomaar in zijn geheel kan opheffen. Algemeen wordt aangenomen dat hierover wel overleg met de OC-leden en de ondernemer gevoerd dient te worden. Maar wat als de OC-leden het er niet mee eens zijn? Deze uitspraak laat zien dat het niet ondenkbaar is dat de OR een eenmaal ingestelde OC opheft, ook als de OC het er niet mee eens is. Wellicht heeft in dit geval ook meegespeeld dat inmiddels in een andere vorm van medezeggenschap voor het onderdeel was voorzien. Tot slot moet ook in het achterhoofd gehouden wordt dat het een oordeel in kort geding betreft. Dit is een voorlopig oordeel. Het is mogelijk dat het oordeel in een eventuele bodemprocedure anders luidt.