De maatregelen die worden genomen in verband met het coronavirus, hebben niet alleen een grote impact op werknemers en bedrijven, maar ook op de bestuurlijke besluitvormingsprocessen. Gemeenten proberen – veelal vanuit huis – de dagelijkse afhandeling van onder meer (omgevings)vergunningaanvragen zo goed en zo kwaad als dat kan voort te zetten. Het is echter denkbaar dat de termijn voor het nemen van besluiten dreigt te worden overschreden.
In deze blog staat de vraag centraal of het bestuursorgaan een beroep kan doen op overmacht als zij niet tijdig kan beslissen.
Beslistermijn
De wet bepaalt de beslissingstermijn voor het bestuursorgaan, veelal is dit acht weken. Als deze beslistermijn niet wordt gehaald, kan het zo zijn dat er een vergunning van rechtswege wordt verleend: dit betekent dat de vergunning na afloop van de beslistermijn automatisch is verleend.
Wat ook bij wet wordt bepaald, is in welke gevallen de beslistermijn kan worden opgeschort. Ten eerste is dit aan de orde als de aanvrager met opschorting akkoord gaat. Een tweede mogelijkheid voor het bestuursorgaan is een beroep op overmacht. Overmacht doet zich echter niet snel voor. Uit jurisprudentie blijkt bijvoorbeeld dat ziekteverzuim en administratieve of organisatorische problemen van structurele aard geen beroep op overmacht rechtvaardigen.
Leidt de coronacrisis tot overmacht?
Dat is de vraag. Het is niet duidelijk of de maatregelen in het kader van de coronacrisis als overmacht gezien kunnen worden. Een gezichtspunt zou kunnen zijn dat de maatregelen worden genomen door de voorzitter van de veiligheidsregio. De coronamaatregelen liggen dus buiten de invloedssfeer van het bestuursorgaan.
Ondanks de huidige beperkingen om fysiek te vergaderen, kunnen raadsvergaderingen wel digitaal plaatsvinden. Vanaf 9 april 2020 is namelijk de Spoedwet digitale besluitvorming van kracht. De besluitvorming kan bij onderwerpen waarvoor geen geheime stemming nodig is ook digitaal plaatsvinden. Of een vergadering fysiek of digitaal gehouden wordt, bepaalt in eerste instantie de voorzitter. Daarnaast bepaalt in principe ook de voorzitter of er bij een voorstel gebruik wordt gemaakt van een stemming in een digitale omgeving of dat er gebruik wordt gemaakt van briefstemmen.
Of er daadwerkelijk sprake is van overmacht, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. De Tweede Kamer heeft dit bevestigd: een algemene regeling die erin voorziet dat tijdelijk in alle gevallen sprake is van overmacht, is niet aan de orde.
Afsluitend
Heeft u als ondernemer vragen over deze blogpost of beroept het bevoegd gezag volgens u zich ten onrechte op overmacht? Neem dan contact op met mr. drs. Els Huisman.