Het komt regelmatig voor dat een college een besluit dient te nemen met betrekking tot een aanvraag op grond van de Wmo 2015 terwijl zij weet dat de betrokkene een bepaalde periode in verband met een behandeling in het buitenland verblijft. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval of en in welke mate de betrokkene recht heeft op ondersteuning op grond van de Wmo 2015. Goed onderzoek doen naar de behoefte kan van groot belang zijn.
Casus
Het college van de gemeente Waterland had haar besluit ten aanzien van het verstrekken van een pgb voor de maatvoorzieningen begeleiding individueel, dagbesteding en hulp bij het huishouden aan een cliënt herzien met als grondslag dat cliënt in een behandelcentrum in het buitenland verbleef en zijn hulpvraag ten laste van de Zorgverzekeringswet (Zvw) komt. Bij beslissing op bezwaar had het college haar besluit gehandhaafd. Cliënt was het niet eens met dit besluit en ging in beroep en vervolgens in hoger beroep.
Inhoudelijk gaat het in hoger beroep om de vraag of betrokkene nog was aangewezen op de verstrekte maatwerkvoorziening begeleiding individueel. Als daarvan geen sprake is dan biedt artikel 2.3.10 Wmo 2015 namelijk de mogelijkheid voor het college om een beslissing die strekt tot toekenning van de maatwerkvoorziening (al dan niet in de vorm van pgb) te herzien dan wel in te trekken.
De Centrale Raad van Beroep (de Raad) overwoog in de uitspraak van 7 april 2021 dat het besluit tot herziening een voor cliënt belastend besluit is en dat de bewijslast, om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan, in beginsel rust op het bestuursorgaan. Dit betekent dat het bestuursorgaan de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. Als het bestuursorgaan tot de conclusie komt dat aan de voorwaarden van artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015 is voldaan, moet het zich bij de uitoefening van de in dit artikel neergelegde discretionaire bevoegdheid rekenschap geven van de daarbij af te wegen belangen.
Ten aanzien van de stelling van cliënt dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan, oordeelde de Raad dat cliënt dit terecht had aangevoerd. Uit het procesdossier volgde namelijk niet dat het college onderzoek had gedaan naar de inhoud en omvang van de bij of krachtens de Zvw geboden zorg in het buitenland en in hoeverre deze zorg voorziet in de hulpvraag van cliënt waarvoor de maatwerkvoorziening oorspronkelijk door het college was verstrekt.
Hebt u behoefte aan hulp of advies bij het nemen van (moeilijke) besluiten in het sociaal domein? Neem dan contact op met Els Huisman.