Ouders zijn verplicht naar draagkracht bij te dragen in de kosten van opvoeding en verzorging hun kinderen. Dit is in de basis ook ingevoerd voor stiefouders. Dit is echter gebeurd in een tijd dat er nog niet zo veel samengestelde gezinnen bestonden. Samengestelde gezinnen komen nu veel vaker voor, met als gevolg veel stiefouders en stiefkinderen.
Er zijn verschillende situaties waarin de nieuwe partner van de ouder onderhoudsplichtig zou kunnen worden naar het kind van de ouder. Hieronder wordt toegelicht in welke situaties de nieuwe partner onderhoudsplichtig kan zijn en welke rechten en verplichtingen daarbij komen kijken.
Volgens de wet is er sprake van stiefouderschap als de stiefouder is getrouwd of een geregistreerd partnerschap aangaat met een partner die een kind onder de 21 jaar heeft. Stiefouders hebben een onderhoudsverplichting naar het kind van zijn of haar partner als aan de volgende twee vereisten is voldaan:
1. De stiefouder is getrouwd of heeft een geregistreerd partnerschap met een ouder van de kinderen.
2. De kinderen van de partner van de stiefouder behoren tot het gezin. Dat is het geval wanneer de kinderen op hetzelfde adres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie als de stiefouder.
Het laatste criterium wordt echter ruim geïnterpreteerd. Zo valt een kind dat studeert en op kamers woont, ook tot het gezin en is bij co-ouderschap soms sprake van inschrijving bij de andere partner.
De onderhoudsplicht eindigt indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap tussen de stiefouder en de ouder van het kind wordt verbroken. Stiefouders zijn dus na de scheiding niet verplicht om kinderalimentatie te betalen voor het stiefkind.
De onderhoudsplicht bij stiefouderschap is een omstreden onderwerp. Volgens deskundigen leidt het tot een ingewikkeld stelsel dat procedures oproept om de alimentatie voor de kinderen te laten aanpassen. Het berekenen van alimentatieverplichtingen in samengestelde gezinnen kan uitermate gecompliceerd zijn. Soms leiden berekeningen tot onevenredige situaties.
De nieuwe partner wordt ook onderhoudsplichtig als hij samen met een andere ouder het gezag over het kind uitoefent. Hiervoor hoeft geen sprake te zijn van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Deze onderhoudsplicht eindigt als het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Dit is dus hetzelfde als de onderhoudsplicht van ouders jegens hun kind. Als de relatie verbroken wordt, maar het gezamenlijk gezag blijft in stand, dan blijft ook de onderhoudsplicht bestaan. Als het gezamenlijk gezag eindigt na het verbreken van de relatie, dan blijft de onderhoudsplicht nog voortduren zolang het gezag heeft geduurd, maar uiterlijk tot het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
Er geldt in beginsel geen rangorde tussen ouders en stiefouders. De rechtspraak toont echter aan dat er veel ruimte is voor maatwerk. Procederen over dit onderwerp kan tot onvoorspelbare uitkomsten leiden. Zo oordeelde de Rechtbank Overijssel in 2017 dat het, gelet op de omstandigheden, onredelijk was de draagkracht van de stiefouder mee te nemen, omdat hij het hoogste inkomen genereerde, het grootste gedeelte van de behoefte daarmee voor zijn rekening zou komen én beide ouders genoeg draagkracht hadden om in de kosten van de kinderen te voorzien.
Ook de Rechtbank Rotterdam nam in 2020 het aandeel van de stiefvader op beperkte wijze mee bij de verdeling van de draagkracht, namelijk voor een kwart, omdat er sprake was van een recent huwelijk van circa een jaar en de kinderen maar de helft van de tijd bij de stiefvader doorbrachten.
Uit de rechtspraak concluderen we vooralsnog dat wanneer de niet-stiefouders voldoende draagkracht hebben er niet, dan wel gering, een beroep wordt gedaan op de stiefouder. Heeft u vragen over de onderhoudsverplichtingen van stiefouders of wilt u over een andere kwestie advies inwinnen? Neem dan gerust contact op met Tineke Noordegraaf-van Dijke.