Recent heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan in een procedure tussen Albert Heijn Online en haar ondernemingsraad (OR AH e-Commerce). De vraag gaat over de reikwijdte van artikel 25 lid 1 sub g van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Op basis van dat artikel heeft de ondernemingsraad een adviesrecht bij voorgenomen besluiten van de ondernemer tot groepsgewijze werven of inlenen van arbeidskrachten. De uitspraak van de Hoge Raad laat zien dat het adviesrecht op dit gebied ruimer is dan vaak wordt gedacht. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de praktijk.
In dit artikel bespreek ik kort wat het groepsgewijs werven of inlenen van arbeidskrachten inhoudt. Vervolgens neem ik het oordeel van de Ondernemingskamer en de Hoge Raad onder de loep. Ten slotte benoem ik kort de mogelijke gevolgen voor de praktijk.
Het groepsgewijs werven of inlenen van arbeidskrachten
Als de ondernemer op een groep werknemers wil aantrekken ten behoeven van bepaalde werkzaamheden kan het gaan om een adviesplichtig besluit. Uit de memorie van toelichting bij het wetsartikel blijkt dat het gaat om incidentele wervingscampagnes van arbeidskrachten. Het gaat dus om een situatie waarbij in afwijking van het normale aanstellingsbeleid een groep werknemers wordt aangetrokken. In sub g van artikel 25 lid 1 WOR ontbreekt, in tegenstelling tot bij andere adviesplichtige besluiten, het woordje belangrijk. Dit lijkt te suggereren dat alle groepsgewijze inleningen en wervingen onder het adviesrecht vallen. De kantonrechter Rotterdam heeft echter geoordeeld dat een groepsgewijze inlening niet adviesplichtig is als het gaat om een onbelangrijke inlening. Bijvoorbeeld een relatief onbeduidend aantal werknemers wordt ingeleend of als het gaat om een inlening met een korte duur.
Uit de memorie van toelichting volgt ook dat het wetsartikel niet enkel ziet op het groepsgewijs inlenen of werven van werknemers op zichzelf. Het afsluiten van een (raam)overeenkomst op grond waarvan later werknemers zullen worden geworven en/of ingeleend valt ook onder het artikel. Daar gaat het in de AH e-Commerce zaak ook over.
De feiten en omstandigheden van de zaak
De Albert Heijn heeft een service waarmee je boodschappen thuis kunt laten bezorgen, dat wordt geregeld door een onderdeel van AH Online, AH e-Commerce. Op acht locaties in Nederland bestaan de werkzaamheden voornamelijk uit het overpakken van online bestelde boodschappen van pallets van leveranciers in kratten die bestemd zijn voor klanten. Bij AH Online wordt dit werk al 15 jaar voornamelijk gedaan door uitzendkrachten en tegenwoordig is zelfs 90% van het personeelsbestand een uitzendkracht.
AH Online leent de uitzendkrachten in bij verschillende uitzendbureaus die zich elke twee jaar opnieuw kunnen verbinden aan de AH. De AH sluit dan raamovereenkomsten met de uitzendbureaus. De OR van e-commerce wil graag betrokken worden bij de besluitvorming en neemt de stelling in dat een dergelijk besluit adviesplichtig is. AH Online is stelt dat het besluit tot het sluiten van een nieuwe raamovereenkomst niet adviesplichtig is. Volgens AH Online is het al jaren haar standaardwerkwijze om op deze manier de raamovereenkomsten te sluiten. De discussie tussen AH Online en de OR gaat over de vraag of art. 25 lid 1 sub g WOR inhoudt dat de ondernemingsraad een adviesrecht heeft bij ieder voorgenomen besluit tot het inlenen van arbeidskrachten of dat het moet gaan om een afwijking van het gebruikelijke aantrekkingsbeleid.
De Ondernemingskamer
De zaak kwam in 2022 voor bij de Ondernemingskamer. Die oordeelt dat het moet gaan om een afwijking van het reguliere aantrekkingsbeleid. Volgens de Ondernemingskamer komt de Ondernemingsraad geen adviesrecht toe als het gaat om een voor de onderneming gebruikelijke groepsgewijze aantrekking van arbeidskrachten. Omdat AH Online al jaren op dezelfde manier gebruik maakt uitzendkrachten die op basis van tweejaarlijkse raamovereenkomsten worden ingeleend, is de Ondernemingskamer van mening dat het gaat om een gebruikelijke groepsgewijze inlening. Ook gaat het niet om andere aantallen ten opzichte van voorgaande jaren en maken externe factoren ook niet dat het inleningsbeleid moet worden herzien.
De Hoge Raad
De Hoge Raad maakt korte metten met de uitspraak van de Ondernemingskamer. De Hoge Raad stelt dat AH Online de ondernemingsraad om advies had moeten vragen bij het besluit tot het aangaan van nieuwe tweejaarlijkse raamovereenkomsten met de uitzendbureaus. De Hoge raad overweegt namelijk dat de ondernemingsraad een advies heeft bij ieder voorgenomen besluit tot het groepsgewijze inlenen van arbeidskrachten. Er hoeft geen sprake te zijn van een afwijking van het gebruikelijke aantrekkingsbeleid. De Hoge Raad verklaart voor recht dat AH Online bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot het besluit tot het aangaan van de raamovereenkomsten met uitzendbureaus heeft kunnen komen.
Advies
Het arrest van de Hoge Raad maakt duidelijk dat de ondernemingsraad niet enkel een adviesrecht heeft bij situaties die afwijken van het gebruikelijke aantrekkingsbeleid. De ondernemingsraad zal dus vaker om advies worden gevraagd bij het groepsgewijs inlenen of werven van arbeidskrachten. Dit arrest laat wederom het belang van de ondernemingsraad bij besluiten zien. De ondernemer doet er verstandig aan de ondernemingsraad in een vroeg stadium bij de besluitvorming te betrekken zodat problemen en vragen goed ondervangen kunnen worden.
Als u wat meer verdieping wilt in deze uitspraak, kunt u de annotatie van mijn collega Dr. Mr. Joost van Mierlo lezen. Bij vragen over dit of een ander onderwerp kunt u terecht bij onze specialisten van de sectie medezeggenschapsrecht.