Deze maand is het concept wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden gepubliceerd voor internetconsultatie. Dat betekent dat mensen uit de wetenschap en uit de praktijk op het concept wetsvoorstel kunnen reageren. Hoe zien de aangekondigde plannen van het demissionaire kabinet er eigenlijk uit? Wat betekenen deze plannen voor zowel werkgevers als werknemers?
Geschiedenis
Artikel 7:610 BW geeft de definitie van een arbeidsovereenkomst: de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten. Als een overeenkomst voldoet aan de vereisten die artikel 7:610 BW stelt, dan is sprake van een arbeidsovereenkomst. De definitie van een arbeidsrelatie is sinds 1838 slechts één keer veranderd (1907) en is sindsdien altijd hetzelfde gebleven. Gezien de onafgebroken ontwikkeling en verandering van de arbeidsmarkt is het tijd om de definitie van een arbeidsovereenkomst aan te passen aan de moderne tijd.
Verduidelijken beoordeling arbeidsrelaties
Het wetsvoorstel bevat twee belangrijke wijzigingen als het gaat om het beoordelen van arbeidsrelaties. Allereerst wordt het kader waarbinnen de beoordeling moet plaatsvinden verder ingekleurd. Nu is het zo dat men kan spreken van een arbeidsovereenkomst wanneer sprake is van arbeid, loon en gezag. Vaak bestaat discussie over het laatste element, ‘gezag’. De wetswijziging geeft een nadere invulling aan het element ‘gezag’. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zijn belangrijke criteria voor het antwoord op de vraag of sprake is van gezag:
- of werkinhoudelijke aansturing plaatsvindt door de werkgever;
- of de arbeid en/of de werknemer organisatorisch zijn ingebed in de organisatie, en;
- of de arbeid niet voor eigen rekening en risico wordt verricht.
Het wetsvoorstel schetst daarbij de volgende beslisboom:
Bovenstaande schematische weergave laat zien wanneer sprake zal zijn van een arbeidsovereenkomst en wanneer niet. Ook het C+ element is in de memorie van toelichting door de demissionaire Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingekleurd.
Het hangt af van de vraag in hoeverre iemand zich in het economische verkeer als ondernemer of als werknemer gedraagt voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat moet worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen:
- Heeft de werkende meerdere opdrachtgevers per jaar?
- Besteedt de werkende tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers?
- Heeft de werkende bedrijfsinvesteringen van enige omvang?
- Gedraagt de werkende zich administratief als zelfstandig ondernemer?
Denk daarbij aan:- Staat de werkende ingeschreven bij de KVK?
- Is de werkende een btw-ondernemer?
- Heeft de werkende recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap?
Als bovenstaande vragen in overwegende mate met ‘niet of nauwelijks’ beantwoord moeten worden, dan is sprake van een werkende die zich doorgaans in het economisch verkeer als werknemer gedraagt.
Nieuw rechtsvermoeden
De tweede belangrijke wijziging die wordt beoogd met het wetsvoorstel, is het introduceren van een nieuw rechtsvermoeden. Een rechtsvermoeden is een aanname die wordt gedaan als sprake is van bepaalde feiten en omstandigheden.
Het wetsvoorstel bevat het rechtsvermoeden dat iedereen die werkzaamheden verricht voor een beloning die niet meer bedraagt dan € 32,24 werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst.
Als sprake is van dit rechtsvermoeden dan betekent dat nog niet per definitie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Een rechtsvermoeden is namelijk weerlegbaar.
De hoogte van het bedrag van € 32,24 is bepaald door te berekenen welk tarief een zelfstandige moet hanteren om op een vergoeding van 120% van het wettelijk minimumloon (WML) uit te komen, rekening houdend met reserveringen voor risico’s. De berekening ziet er als volgt uit.
Ook als voor bepaalde werkzaamheden geen uurtarief is bepaald, kan dit rechtsvermoeden van toepassing zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij opdrachten waarbij een totaal- of stukprijs is afgesproken. Degene die zich op het rechtsvermoeden wil beroepen zal aannemelijk moeten maken dat tegenover het afgesproken tarief een bepaald aantal uren staat, zodat aannemelijk kan worden dat het uurtarief lager is dan het uurtarief voor het rechtsvermoeden.
Kwalificatie van (arbeids)overeenkomsten tot aan de wetswijziging
De wijzigingen zoals die hierboven zijn omschreven geven echter alleen weer wat in de toekomst wet zou kunnen zijn. Het is dus nog geen geldend recht. Dat betekent dat we het voorlopig nog even met het huidige artikel 7:610 BW moeten doen. Is sprake van arbeid, loon en gezag? Dan is sprake van een arbeidsovereenkomst. Maar dit blijven natuurlijk vage criteria. Wilt u daarover meer weten of heeft u hulp nodig bij het kwalificeren van uw arbeidsrelatie met een werkgever of werknemer? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrecht specialisten.