Op 1 juli 2021 zijn (deels) de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking getreden. Daarmee ook de vrijstelling van de natuurvergunningplicht voor de gevolgen van stikstofdepositie voor activiteiten in de bouwsector, kortweg ‘de stikstofvrijstelling’. Dit betekent dat weer (sneller) door de overheid toestemming voor een bouwproject, zoals een bestemmingsplan of een Wabo-omgevingsvergunning bouwen, kan worden verleend. Maar is daarmee ook het risico op schorsing of vernietiging door de bestuursrechter van tafel?
Partiële vrijstelling voor de bouw
De stikstofvrijstelling geldt alléén voor de aanleg-/bouwfase in de bouwsector, dus voor de volgende activiteiten:
- bouw- of sloopwerkzaamheden aan een bouwwerk;
- aanleg, wijziging of het opruimen van een werk. Denk daarbij aan aanlegactiviteiten, bijvoorbeeld voor duurzame energieopwekking en grond-, weg- en waterbouw zoals pleinen, straten, spoorwegen en buisleidingen;
- de vervoersbewegingen die samenhangen met al deze werken/werkzaamheden (o.a. het aan- en afvoeren van bouwmaterialen en emissies van werktuigen op de bouwplaats).
Wat valt niet onder de partiële vrijstelling?
Onder de stikstofvrijstelling vallen niet de gevolgen van stikstofdepositie ten aanzien van de gebruiksfase van een bouwproject, zoals vervoersbewegingen van vrachtauto’s en personeel van en naar een bedrijventerrein of van bewoners van en naar een nieuwe woonwijk.
Gaan bouwprojecten nu wél door?
De vrijstelling regelt dat álle bouwactiviteiten generiek worden vrijgesteld. Als je kijkt naar de juridische voorwaarden die met name artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn en artikel 2.7 Wet natuurbescherming stellen, dan moet je zeker weten dat die activiteiten nooit leiden tot aantasting in natuurgebieden. Het is lastig om die zekerheid te geven, aangezien er geen koppeling is gemaakt met de maximum hoeveelheid stikstofdepositie.
Verder is de onderbouwing van de vrijstelling gekoppeld aan een reductieprogramma dat pas in de loop van 2023 in zal kunnen gaan. Met andere woorden is denkbaar dat een bestuursrechter oordeelt dat het nu nog te vroeg is om zeker te weten of er genoeg stikstofruimte vrijkomt om bouwactiviteiten vrij te stellen.
Tenslotte zou de bestuursrechter bij een langlopend bouwproject kunnen oordelen dat geen sprake is van een kortdurend en daarmee tijdelijk en beperkt effect op de natuur. Sommige projecten duren nu eenmaal een paar jaar, dan is het effect niet tijdelijk meer.
Ik ben benieuwd hoe gemeenten en provincies ermee omgaan. Geven zij – ondanks dat de vrijstelling en de reductieverplichting juridisch twijfelachtig zijn – gewoon hun vergunningen af? Het kan zijn dat ze voor bepaalde gebieden, waar de stikstofuitstoot nu al niet gering is, het risico niet durven te nemen.
Mijn advies is om maximale zekerheid op doorgang van een bouwproject te zoeken door in de bouwfase zoveel mogelijk stikstof te reduceren. Er zijn sinds enkele jaren goede mogelijkheden om in de bouwfase materieel met beperkte emissie-uitstoot te gebruiken. Dat is de enige manier waarop je zeker een vergunning kunt krijgen, en, als de stikstofvrijstelling is gebruikt, de bestuursrechter te laten zien dat de vrijstelling terecht is gegeven omdat de uitstoot in de bouwfase feitelijk zeer beperkt is.