De medezeggenschapsraad van een school verleent geen instemming aan een fusievoorstel. De Landelijke Commissie voor Geschillen Wms oordeelt op 19 februari 2015 dat het belang van de schoolgemeenschap bij het openhouden van de enige school in het dorp van zodanig gewicht is dat de medezeggenschapsraad in redelijkheid zijn instemming kon onthouden. Het is niet ondenkbaar dat stichtingsbrede en bovenschoolse belangen in dit geval een zwaarwegende omstandigheid kunnen opleveren, maar dat is door het bevoegd gezag onvoldoende onderbouwd. Er zijn dus geen zwaarwegende omstandigheden die het fusievoorstel rechtvaardigen.
Landelijke Commissie voor Geschillen Wms 19 februari 2015, uitspraak 106275.
Artikel 10 onder h Wms
Artikel 32 lid 3 Wms
Feiten
Een school is van plan te fuseren met een andere school. Het bevoegd gezag legt in december 2013 een ‘’intentieverklaring fusie en plan van aanpak’’ ter instemming voor aan beide betrokken medezeggenschapsraden. Beide medezeggenschapsraden verlenen geen instemming. De school legt het instemmingsgeschil met een van de medezeggenschapsraden voor aan de Landelijke Commissie voor Geschillen Wms.
Het bevoegd gezag stelt zich op het standpunt dat de fusie past in het beleid van de school en de toekomstbestendigheid van de school bevordert. Demografische prognoses laten namelijk een krimp zien van 500 leerlingen in vier jaar tijd. De school balanceert bovendien al jaren op de wettelijke bekostigingsnorm van 23 leerlingen. De verhuizing van enkele families in het dorp kan tot gevolg hebben dat de school ophoudt te bestaan. Het ongewijzigd voortzetten van de huidige situatie is ook financieel niet houdbaar. Op dit moment heeft de school een gezonde financiële huishouding, maar als gevolg van de krimp zal de exploitatie van de school naar verwachting met twee miljoen euro teruglopen. Ook het inspelen op onverwachte gebeurtenissen trekt een financiële wissel op het geheel. De school is bijvoorbeeld als zwak beoordeeld door de Onderwijsinspectie. De onderwijskwaliteit moet dus op orde worden gebracht en dat vergt financiële middelen die ten koste gaan van andere scholen. Het is bovendien sterk de vraag of de kwaliteitsrisico’s na een succesvol verbetertraject volledig zijn verdwenen. Ook het onderwijsconcept van de school (jenaplanonderwijs) zorgt voor kwetsbaarheid, omdat het bevoegd gezag niet in staat is om voldoende adequate vervangers te regelen bij uitval van leerkrachten. De fusie zal leiden tot een school met circa 90 leerlingen, waardoor de kwalitatieve agenda beter beheerd kan worden. De scholen werken ook nu al samen.
De medezeggenschapsraad is van mening dat het voorgenomen fusiebesluit niet berust op deugdelijk onderzoek naar de noodzaak van de fusie. Het is ook onvoldoende onderbouwd. Er zijn geen onderwijskundige redenen die tot fusie lopen. Er is namelijk concreet zicht op verbetering van de kwaliteit van de school en er is geen grond voor de veronderstelling dat de fusie een positieve bijdrage aan de kwaliteit zal leveren. Het is tevens belangrijk dat de school een jenaplanschool blijft. Er zijn geen financiële redenen voor de fusie, omdat het eigen vermogen van de school juist heel groot is. En anders dan het bevoegd gezag stelt, wordt er juist een lichte groei van het aantal leerlingen op de school verwacht. De school is bovendien de enige school in het dorp. Verdwijnt de school, dan zal de ouderbetrokkenheid naar verwachting minder worden en zal het sociale leven in het dorp ook op andere vlakken negatieve gevolgen ondervinden.
Oordeel Landelijke Commissie voor Geschillen Wms
De commissie gaat eerst na of de medezeggenschapsraad in redelijkheid zijn instemming mocht onthouden. Prognoses gaan uit van een lichte groei van leerlingen. Er is volgens de Onderwijsinspectie geen verband tussen het oordeel ‘’zwak’’ en de omvang van de school en het is niet aannemelijk dat de fusie de kwaliteit verbetert. Ook is niet gebleken van financiële omstandigheden die tot onaanvaardbare gevolgen leiden als er geen fusie plaatsvindt. De commissie vindt het belang van de schoolgemeenschap bij het openhouden van de enige school in het dorp van zodanig gewicht dat de medezeggenschapsraad in redelijkheid zijn instemming kon onthouden. Wel merkt de commissie op dat de medezeggenschapsraad onvoldoende oog lijkt te hebben voor de vervangingsproblemen waartoe het jenaplanconcept leidt.
Vervolgens gaat de commissie na of er zwaarwegende omstandigheden zijn die het fusievoorstel rechtvaardigen. Het fusievoorstel dient met name bovenschoolse en stichtingsbrede belangen. Van het bevoegd gezag kan onder omstandigheden worden gevergd dat het beslissingen neemt om bovenschoolse en stichtingsbrede belangen te dienen, ook als die ten koste gaan van een afzonderlijke school. Het bevoegd gezag heeft in dit kader aangevoerd dat de extra investeringen in de onderwijskwaliteit van de school ten koste gaan van andere scholen binnen de stichting. Het is niet ondenkbaar dat dit een zwaarwegende omstandigheid oplevert, aldus de commissie. Maar in dit geval heeft het bevoegd gezag die stelling onvoldoende concreet onderbouwd.
De commissie oordeelt dat de medezeggenschapsraad in redelijkheid instemming heeft kunnen onthouden. Er zijn geen zwaarwegende omstandigheden die het fusievoorstel rechtvaardigen.
Aantekening
Het bevoegd gezag kan in dit geval niet hard maken waarom een fusie voor die betreffende school gewenst is. De commissie veegt nagenoeg alle argumenten van het bevoegd gezag van tafel. Dat leidt ertoe dat de medezeggenschapsraad in het gelijk wordt gesteld. Maar op het nippertje. De commissie laat namelijk blijken dat er wellicht een zwaarwegende omstandigheid bestaat voor de fusie. Omdat het bevoegd gezag daar onvoldoende concrete onderbouwing voor geeft, oordeelt de commissie in het voordeel van de medezeggenschapsraad.
Zoals uit deze uitspraak blijkt, schrijft de Wet medezeggenschap op scholen (Wms) voor instemmingsgeschillen een andere procedure voor dan de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De Wms bepaalt namelijk dat de Landelijke Commissie voor Geschillen Wms bij instemmingsgeschillen kan beoordelen of de medezeggenschapsraad in redelijkheid tot het onthouden van instemming heeft kunnen komen of dat sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen. De commissie kan een bemiddelingsvoorstel doen of doet een bindende uitspraak.
De WOR regelt daarentegen dat de ondernemingsraad een beroep kan doen op de nietigheid van het besluit als daarvoor geen instemming is gegeven. Een tijdig beroep op nietigheid leidt ertoe dat het besluit geen rechtskracht toekomt. De ondernemer kan vervolgens van de mogelijkheid gebruik maken om vervangende toestemming aan de kantonrechter te vragen. De kantonrechter geeft toestemming als de beslissing van de ondernemingsraad om geen instemming te geven onredelijk is of het voorgenomen besluit wordt gevergd door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
Let op
Voor ondernemingsraden geldt dat een beroep op de nietigheid van een besluit enkel kan worden gedaan binnen een maand nadat het besluit is medegedeeld of de ondernemingsraad is gebleken dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
Dit artikel is gepubliceerd in Rechtspraak voor Medezeggenschap, maart 2015.