Vandaag is het door NOC*NSF in samenwerking met de vechtsportsector gepresenteerde plan door Minister Edith Schippers aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit plan wordt geschat op €500.000,- voor de komende vier jaar. Het plan vloeit voort uit een het idee om de negatieve zaken rondom vechtsporten, zoals helaas geweld, onveiligheid, slechte kwaliteit trainers, gezondheidsrisico’s en zelfs georganiseerde criminaliteit te beperken en voorkomen. De oprichting van een vechtsportautoriteit zou er voor moeten zorgen dat er regelgeving en een keurmerk komt in de vechtsportsector. Daarnaast zou deze autoriteit er voor moeten zorgen dat er duidelijke richtlijnen komen voor vechtsportevenementen, een vergunningplicht voor vechtsportgala’s en een licentiesysteem voor trainers, coaches en scheidsrechter. Ook is er een plan dat de spelregels worden aangepast. Tot 17 jaar wordt het verboden te stoten en trappen tegen het hoofd en er komt een medische keuring. Ook komt er een wedstrijdboekje waarin de medische en sportieve historie van de sporter wordt bijgehouden.
Binding van leden van een vereniging:
Vrijwel alle nationale en internationale sportorganisaties worden gekenmerkt door de vereniging als rechtsvorm. Deze rechtsvorm is van belang geweest voor de verhouding die is ontwikkeld tussen de sportwereld en de overheid.
De vrijheid van verenigen vindt zijn grondslag in de Grondwet sinds 1848 en in het EVRM sinds 1948. Naast deze positieve vrijheid is de negatieve vrijheid van het verenigen te vinden in het feit dat men niet verplicht kan worden tot een bepaalde vereniging toe te treden en dat men de vrijheid heeft een lidmaatschap op te zeggen. Het verenigingsrecht is geregeld op nationaal niveau en is een rechtsgebied dat veel vrijheden overlaat aan de verenigingen zelf. De Nederlandse wetgeving heeft geen sportwetgeving opgenomen, waardoor de enkele
wettelijke grondslag voor verenigingen te vinden is in het verenigingsrecht. Door de vele vrijheden in het wettelijke systeem, is er sprake van veel zelfregulering in de sportwereld. Dit heeft ook te maken met de gedachte dat iedere sport andere regels en andere normen hanteert. De wetgever laat hier de verenigingen dan ook vrij in.
Statuten en reglementen:
Om te zorgen voor de bindende kracht van deze zelfregulering, is er bij verenigingen sprake van een lidmaatschap. Een lid wordt door middel van zijn/haar lidmaatschap gebonden aan de vereniging. Wanneer men gebonden of betrokken is bij een vereniging dient men zich te gedragen naar de algemene gedragsnorm zoals opgenomen in artikel 2:8 BW. Daarnaast dienen de statuten van de vereniging, op grond van artikel 2:27 lid 4 sub c BW, onder andere tot inhoud te hebben ‘de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben of de wijze waarop zodanige verplichtingen kunnen worden opgelegd’. Door de lidmaatschapsverhouding zijn leden in beginsel gebonden aan deze verplichtingen. Naast de statuten kunnen ook reglementen verplichtingen opleggen aan leden, wanneer een orgaan via de statuten bevoegd is gesteld deze reglementen op te stellen.
Verbintenissen:
Naast deze vormen van zelfregulering via reglementen kan een vereniging ook verbintenissen aangaan die verplichtingen voor de leden met zich meebrengen. Wanneer het gaat om een interne verplichting kan de verbintenis worden aangegaan op grond van artikel 2:34a. De statuten dienen een grondslag te scheppen voor het aangaan van deze overeenkomst. Tevens vult de rechtspraak hierbij aan dat de verplichting voldoende kenbaar en bepaalbaar dient te zijn. De aard van de verplichting dient te worden vermeld in de statuten.
Daarnaast kent het verenigingsrecht ook de mogelijkheid voor het sluiten van een zogenoemd ledencontract. Op deze manier kan een vereniging verplichtingen opleggen aan leden op grond van artikel 2:46 BW. De vereniging kan ten behoeve van de leden rechten bedingen, voor zover de statuten dit niet tegenspreken en dienen voldoende concreet en duidelijk te zijn. De bedongen rechten moeten wel stroken met de doelstelling en het karakter van de vereniging. Een ledencontract kan ook werking hebben jegens derden.
Bovenstaande vormen van zelfregulering vinden bindende kracht door middel van een combinatie van de wettelijke binding en de feitelijke binding. De wet biedt slechts een basis voor het opstellen van statuten en het opnemen van de verplichtingen in deze statuten. Maar ook dient daar in opgenomen te zijn, welk orgaan van de vereniging bevoegd is om overeenkomsten aan te gaan op grond van de feitelijke binding, die ook jegens alle leden van de vereniging gelden. Het hoogste orgaan van de vereniging, namelijk de Algemene Ledenvergadering, kan besluiten nemen die tevens bindend zijn voor alle leden van de vereniging, ondanks dat er slechts een consensus is bereikt met een meerderheid van de leden.
Binding in het geval van de leden van de vechtsportverenigingen:
Het is dus voor de vechtsportverenigingen op verschillende manieren mogelijk om leden te binden aan de (nog op te stellen) nieuwe regels van de (nog op te richten) vechtsportautoriteit. De eerste manier is wanneer ze de statuten wijzigen en opnemen dat bij het aangaan van een lidmaatschap bij de vechtsportverenigingen, je automatisch lid wordt van de vechtsportautoriteit. Hierdoor dient ieder lid zich direct te houden aan de regels van de vechtsportautoriteit, doordat ze hier dan tevens lid van zijn.
Daarnaast kan de vechtsportvereniging ook de regels van de vechtsportautoriteit van overeenkomstige toepassing verklaren. Deze regels gelden dan ook ten aanzien van de leden van de vechtsportvereniging.
Als laatste is het ook mogelijk om de regels van toepassing te laten verklaren door dit contractueel overeen te komen. Hierbij gaat het om een overeenkomst op grond van artikel 2:46 BW.
Naleving van de regels:
Naleving van de opgestelde zelfregulering in de sport wordt afgedwongen via het tuchtrecht, welke tevens een vorm is van zelfregulering.