De ondernemingsraad van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft gelijk gekregen van de Ondernemingskamer: het besluit om onderzoek met apen (non-humane primaten) op termijn volledig te stoppen, kan niet zonder een gedegen belangenafweging. Wat speelde er precies? Of waarom greep de rechter in? Lees hiervoor verder. De hele uitspraak vind je hier.
Wat speelde er?
In april 2024 besloot het bestuur van de KNAW om het wetenschappelijk onderzoek met apen bij het Herseninstituut geleidelijk uit te faseren. Uiterlijk in oktober 2032 moest het helemaal stoppen. Aanleiding? Niet een nieuwe wet of direct verbod, maar een principiële keuze: de KNAW wilde geen onderzoek meer doen dat niet strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten.
De ondernemingsraad vond dat het besluit niet goed was onderbouwd. Het bestuur had vooral gezegd dat het stoppen met apenonderzoek “wenselijk” was, maar volgens de OR werd niet duidelijk gemaakt waarom precies. Belangrijke gevolgen, zoals het verlies van waardevol hersenonderzoek, waren nauwelijks meegewogen. Ook had de KNAW geen serieuze alternatieven onderzocht. De ondernemingsraad vond het besluit daarom onredelijk en voerde zelfs aan dat het bestuur niet eens de juiste partij was om zo’n besluit te nemen: de inhoudelijke koers van het onderzoek zou bij het instituut zelf moeten liggen.
Wat oordeelde de rechter?
De Ondernemingskamer gaf de ondernemingsraad gelijk. Volgens de rechter had het bestuur onvoldoende duidelijk gemaakt welke concrete belangen zwaarder wogen dan het belang van voortzetting van het onderzoek. Een “principieel standpunt” is niet genoeg: op grond van artikel 25 WOR moet een bestuur de gerechtvaardigde belangen van alle betrokkenen expliciet afwegen en dat ook goed onderbouwen.
De KNAW had wel gewezen op maatschappelijke gevoeligheden en politieke druk, maar had nagelaten om dit te concretiseren en af te zetten tegen de belangen van wetenschappers, patiënten en de kwaliteit van het onderzoek. Ook had de KNAW geen alternatieven onderzocht, omdat dat volgens haar al strijdig was met het eigen principiële uitgangspunt.
Daarnaast stelde de Ondernemingskamer dat het besluit niet verplicht was op basis van wetgeving of politieke besluiten. De KNAW had nagelaten om de wetenschappelijke en maatschappelijke belangen tegenover de ethische bezwaren af te wegen. Dat was volgens de Ondernemingskamer niet voldoende. Omdat de besluitvorming niet voldeed aan de eisen van artikel 25 WOR, moest het besluit worden ingetrokken.
Waarom is dit belangrijk?
De uitspraak laat zien dat een ondernemingsraad ook bij lastige en gevoelige onderwerpen recht heeft op serieus adviesrecht. Een principieel besluit mag, maar het bestuur moet wel goed uitleggen waarom en welke belangen zijn meegewogen. Je kunt je dus niet zomaar verschuilen achter maatschappelijke/politieke druk.
Vragen over medezeggenschap?
Neem contact op met onze medezeggenschapsadvocaten. Zij helpen u graag verder.
Met dank aan Koen Meuwese voor het meeschrijven aan deze blog.