In zijn arrest van 21 juni 2019 heeft de Hoge Raad duidelijkheid verstrekt over de termijn die is opgenomen in artikel 5:130 lid 2 BW. Genoemd artikellid bepaalt dat een verzoek tot vernietiging van een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of heeft kunnen kennis nemen, bij de kantonrechter ingediend moet worden. Niet altijd is echter even duidelijk vanaf welk moment een verzoeker van het besluit ‘kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen’. In het genoemde arrest verschaft de Hoge Raad duidelijkheid over de uitleg van deze wetsbepaling.
De Hoge Raad oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat voor het aanvangsmoment van de termijn van een maand is gedacht aan het tijdstip waarop de appartementseigenaar ‘redelijkerwijs’ van het besluit heeft kunnen kennisnemen. Daarnaast volgt daaruit dat het verzoek binnen een maand moet worden gedaan, in verband met het belang van de eigenaars om zo spoedig mogelijk te weten of het besluit geldig is of niet.
Het antwoord op de vraag of, en zo ja vanaf welk moment, een appartementseigenaar die niet ter vergadering aanwezig was (ook niet door vertegenwoordiging) van een in die vergadering genomen besluit van de vereniging van eigenaars heeft kunnen kennisnemen, hangt af van de ‘omstandigheden van het geval’. Veel gewicht komt hierbij toe aan de gebruiken binnen de vereniging van eigenaars over de wijze waarop besluiten ter kennis van de leden worden gebracht. De Hoge Raad maakt onderscheid tussen de situatie waarin binnen een vereniging van eigenaars het gebruik geldt om besluiten onder haar leden bekend te maken, en de situatie waarin dat niet gebruikelijk is.
Indien bekendmaking gebruikelijk is, bijvoorbeeld door verspreiding van een besluitenlijst of notulen van een vergadering, dan is uitgangspunt dat een appartementseigenaar die niet ter vergadering aanwezig was, van een daar genomen besluit redelijkerwijs heeft kunnen kennisnemen vanaf het moment waarop die bekendmaking heeft plaatsgevonden, tenzij hij feiten en omstandigheden stelt en zo nodig bewijst waaruit volgt dat hij pas op een later moment redelijkerwijs van het besluit heeft kunnen kennisnemen. Is van een gebruik als hiervoor bedoeld geen sprake, dan mag van een niet ter vergadering aanwezige appartementseigenaar die wist of behoorde te weten dat en wanneer een vergadering plaatsvond en welke besluiten op die vergadering genomen zouden kunnen worden, worden verwacht dat hij moeite doet om kort na de vergadering kennis te nemen van de genomen besluiten. Van de appartementseigenaar mag in dat geval in beginsel worden verwacht dat hij binnen een week na de vergadering informatie inwint over die besluiten. De termijn van een maand, genoemd in art. 5:130 lid 2 BW, begint dan te lopen uiterlijk op de dag na het einde van die week. De appartementseigenaar draagt in dat geval de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat hij redelijkerwijs niet binnen een week na de vergadering van het desbetreffende besluit heeft kunnen kennisnemen.
Mocht een appartementseigenaar niet ter vergadering aanwezig zijn geweest, maar toch al eerder van het besluit kennis hebben genomen dan op het moment zoals hiervoor benoemd, dan begint de termijn van art. 5:130 lid 2 BW te lopen vanaf dit eerdere moment. De stelplicht en bewijslast dat de appartementseigenaar eerder van het besluit kennis heeft genomen, rust in dat geval echter op de vereniging van eigenaars.
Meer weten over de (on)mogelijkheden tot vernietiging van een ter vergadering genomen besluit, of over het VvE-recht in het algemeen? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.