Helion Chemie dagvaardt Valar Groep en eist een schadevergoeding op grond van wanprestatie. Valar Groep wacht het eindvonnis niet af en de AvA van Valar Groep besluit tussentijds tot ontbinding van de vennootschap en het bestuur doet hiervan opgave bij de KvK. Er is sprake geweest van een ontbinding van de vennootschap Valar Groep op grond van artikel 2:19 lid 4 BW. Hierbij spreken we ook wel van een turboliquidatie. Dit houdt in dat er geen vereffening plaatsvindt, er geen rekening en verantwoording hoeft te worden opgemaakt en er geldt tevens geen verzetsperiode voor de crediteuren. Wanneer deze ontbinding onterecht is geweest, dan kan dit leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.
Helion Chemie verwijt het de bestuurder Invent Business Software en de achterliggende bestuurder onrechtmatig te hebben gehandeld in hun hoedanigheid van (indirect) bestuurder van Valar Groep. Volgens Helion hadden zij het ontbindingsbesluit niet mogen inschrijven bij de KvK. Om te komen tot een onrechtmatigheid is het nodig dat er een persoonlijk ernstig verwijt is te maken ten aanzien van de bestuurder. De rechtbank overweegt dat hiervan sprake is indien de bestuurder wist of had behoren te weten dat de vennootschap ten tijde van de vereffening wel baten had, maar toch is overgegaan tot inschrijving van ontbinding in het KvK-register overeenkomstig artikel 2:19 BW.
Volgens de rechtbank is echter onvoldoende vast komen te staan dat Invest Busines Software en de achterliggende bestuurder wisten en redelijkerwijze hadden behoren te weten dat Valar Groep wel baten had. Volgens de rechtbank hebben zij voldoende gemotiveerd dat een faillissement zou zijn veroorzaakt door het verlies van een actiefpost, met als gevolg dat Valar Groep geen inkomsten meer kon genereren.
Opvallend aan deze procedure is dat Helion Chemie direct is overgegaan tot het starten van een procedure tegen het bestuur, terwijl zij ook een verzoek tot de rechtbank hadden kunnen richten om de (her)opening van de vereffening of om het faillissement van Valar Groep te verzoeken. In beide gevallen zou er sprake zijn geweest van een marginale toets (of er sprake was van een bate) van de rechtbank. Waarschijnlijk zouden deze opties hebben geleid tot faillissement van Valar Groep.
ECLI:NL:RBZWB:2015:800